Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Goeseije Beheer B.V.
Corebizz Management B.V.
Corebizz ICT B.V.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
primairbestreden dat tussen [appellant] en [bedrijfsnaam] een huurovereenkomst gold. Zij hebben erop gewezen dat [appellant] bij het sluiten van de huurovereenkomst zowel voor zichzelf in privé optrad, als voor [bedrijfsnaam], en dat [appellant] geen huur aan [bedrijfsnaam] heeft betaald, maar zich ten onrechte heeft beroepen op verrekening van de huur met een vordering op [bedrijfsnaam], en
subsidiair, indien toch sprake is van een geldige huurovereenkomst, dat de overeenkomst is geëindigd door de opzegging.
LJN:BV7828). Uit hetgeen hierna wordt overwogen blijkt dat het hoger beroep niet evident ongegrond was, alleen al doordat de uitkomst daarvan bepaald wordt door een belangenafweging. [appellant] en zijn zoon bewoonden ten tijde van het instellen van het hoger beroep de woning nog, zodat [appellant] er in elk geval op dat moment ook voldoende belang bij had om zijn verweer tegen de oorspronkelijke vorderingen aan het hof voor te leggen. Dat zijn belang bij handhaving van het hoger beroep en bij het ondernemen van nadere proceshandelingen is weggevallen doordat hij de woning intussen heeft ontruimd en de woning aan een derde is geleverd, is ook al niet duidelijk. Indien het bestreden vonnis wordt vernietigd, staat in beginsel vast dat [appellant] jegens Goeseije c.s. aanspraak heeft op schadevergoeding wegens de onrechtmatige executie daarvan. [appellant] heeft daarom voldoende belang bij het hoger beroep; of hij in dat geval tevens jegens de derde-verkrijger van de woning aanspraak kan maken op hervatting van de bewoning, kan in het midden blijven. Misbruik van procesrecht en het ontbreken van voldoende belang bij het hoger beroep zijn daarom uitgesloten.
LJN:BY6108) leidde dit ertoe dat de verbintenissen uit de huurovereenkomst concurrente vorderingen zijn gebleven, in overeenstemming met het beginsel van gelijkheid van schuldeisers dat aan de Faillissementswet ten grondslag ligt. Artikel 39 Fw biedt in een dergelijk geval de verhuurder bescherming door hem, in afwijking van de wettelijke regeling die buiten faillissement geldt, bevoegd te maken de overeenkomst te beëindigen. Die bevoegdheid biedt de verhuurder uitkomst doordat hij na een faillissement van de huurder redelijkerwijs moet aannemen dat de huur niet langer zal worden betaald, althans niet op tijd zal worden betaald, omdat het faillissement in beginsel in de weg staat aan iedere betaling door de failliet. Zonder de werking van artikel 39 Fw zou de verhuurder evenmin de beschikking krijgen over het verhuurde doordat de huurovereenkomst niet door het faillissement van de huurder eindigt.