Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
A/B Financiën B.V.
1.[geintimeerde sub 1], wonende te [woonplaats],
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de verdere beslissing in hoger beroep
principale overeenkomstgenoemd.
met het oog op de ten aanzien van verkrijging van registergoederen vereiste rechtszekerheid buiten twijfel te stellen dat op het tijdstip waarop de termijn voor het instellen van het beroep verstreek, zodanig beroep niet is ingesteld.’ De toewijzing in het bestreden vonnis van de vorderingen tot het meewerken aan doorhaling en tot afgifte van een machtiging om die doorhaling zo nodig zelf te bewerkstelligen, frustreert de met artikel 3:29 lid 3 BW beoogde bescherming. Indien de doorhaling in hoger beroep ongedaan wordt gemaakt en het doorgehaalde recht alsnog wordt uitgeoefend, kan dat derden benadelen, die na de doorhaling op de inhoud van de onderscheiden registers zijn afgegaan bij transacties met betrekking tot het desbetreffende registergoed.