Uitspraak
[appellante],
[appellante],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
bij arrest in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen voormeld eindvonnis dat door de rechtbank Noord-Nederland (…)op 12 februari 2013 (…) is gewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende in kort geding, het door appellante als eiseres in conventie gevorderde alsnog toe te wijzen, alsmede gedaagde in reconventie te veroordelen in de proceskosten, zulks met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het hoger beroep."
erzocht wordt om het vonnis van 12 februari 2013 (…) te bekrachtigen, dit onder verbetering van de gronden en voor het overige in stand te laten, verder met veroordeling van [appellante] in de kosten van dit hoger beroep.”
3.De vaststaande feiten
Beste medewerkers,
PERSONEELSVERKOPEN / LEVERINGEN MATERIAAL KLANTEN
Het is de werknemer niet toegestaan anders dan met schriftelijke toestemming van zijn werkgever voor, dan wel ten behoeve van derden arbeid te verrichten, welke concurrerend is te achten voor de bedrijfstak omschreven in artikel 77.”
4.De vorderingen in eerste aanleg en de beoordeling daarvan
1. primair: [appellante] te verbieden om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis werkzaamheden te doen en/of te adverteren met c.q. het aanbieden van diensten, in welke vorm dan ook, direct of indirect, als bedoeld in artikel 26 lid 1 juncto artikel 77 van de tussen partijen vigerende cao, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 aan [appellante] voor iedere overtreding van dit verbod zolang de arbeidsverhouding tussen partijen in stand is en zolang [appellante] niet beschikt over de schriftelijke toestemming van [appellante] als bedoeld in artikel 26 lid van de cao;
5.De grieven en de beoordeling in hoger beroep
grief 1komt zij op tegen het in conventie gegeven oordeel dat zij de nevenactiviteiten van [appellante] zou hebben gedoogd en gefaciliteerd.
incidentele grief, gericht tegen de vaststelling van de kantonrechter dat tussen partijen de cao TI van toepassing is. Voorts leest het hof in de memorie van antwoord een
tweede incidentele grief, gericht tegen het door de kantonrechter geformuleerde uitgangspunt dat het nevenwerk van [appellante] in beginsel niet zou zijn toegestaan.
6.De slotsom
€ 112,00
€ 683,00