[appellante] heeft onder meer verklaard:
"U vraagt mij naar de gang van zaken na het uitbrengen van de offerte. […] [geïntimeerde] had eigenhandig zaken veranderd op de offerte. Ik was daar geïrriteerd over. Zo was hij niet akkoord met het percentage dat hij moest aanbetalen en begon hij allerlei eisen te stellen over monsters. Dat laatste deed hij per telefoon. […]Het was technisch ook niet mogelijk om een monster van een RVS-plaat te geven, omdat het speciaal moest worden geproduceerd. [geïntimeerde] geloofde dat niet en daarom heb ik hem voorgesteld zelf de fabrikant te bellen. Daarna heb ik de fabrikant daarover een brief laten schrijven die ik ook aan [geïntimeerde] heb toegestuurd. […] [geïntimeerde] had ook een monster gevraagd van het fineer kersen. Ik heb hem wel een monster getoond maar hem uitgelegd dat het weinig zegt omdat er uit één boom wel honderd verschillende fineren kunnen komen. Dat is eigen aan een natuurproduct. Met [getuige 3] was ik overal allang uit, maar [geïntimeerde] deed moeilijk. […]U houdt mij Productie 4 bij de dagvaarding voor, de tekening van de perforatie van de RVS-plaat die ik aan [geïntimeerde] heb gefaxt. U houdt mij voor dat ik in die fax om een reactie vraag en vraagt mij of [geïntimeerde] een reactie heeft gegeven. [geïntimeerde] reageerde pas een aantal dagen later met een fax waarin hij weer om een monster vroeg. Het klopt dat de plaat toen al in productie was genomen. In de tussentijd had ik het namelijk met [getuige 3] al wel kort gesloten."
Ten aanzien van de gang van zaken op 13 november 2006 heeft [appellante] als volgt verklaard:
"U vraagt mij naar het verloop van het telefoongesprek op 13 november. Op 13 november heb ik geen telefoongesprek met [geïntimeerde] gevoerd. Het telefoongesprek dat stroef verliep had plaats op drie of vier november om 10:00 uur ‘s ochtends. Dat ging over het percentage van de aanbetaling. U houdt mij voor dat ik tijdens de comparitie van partijen bij de rechtbank wel heb gesproken over een telefoongesprek op 13 november. Dat is niet juist dat moet 3 of 4 november zijn geweest. Op 13 november heeft [geïntimeerde] wel twee faxen gestuurd over het materiaal. Ik kon daarop niet meer reageren omdat ik ze pas na sluitingstijd zag. Bovendien stuurde [geïntimeerde] ‘s avonds om 11 uur nog een fax waarin hij schreef dat we de overeenkomst met wederzijdse instemming hadden beëindigd. Dat is beslist niet het geval. U vraagt mij waarom ik niet op die fax heb gereageerd. Ik heb direct de volgende dag de DAS ingeschakeld. U vraagt mij of ik niet de behoefte heb gevoeld zelf een reactie naar [geïntimeerde] te sturen. Dat had ik niet. Ik kreeg hem altijd moeilijk te pakken en het klikte ook niet met hem.
U vraagt mij wanneer ik de fax van de leverancier van de RVS-plaat aan [geïntimeerde] heb gezonden. Dat was al voor dat [geïntimeerde] die faxen over het materiaal stuurde, dus dat moet tussen drie en 13 november zijn geweest. U houdt mij voor dat boven die faxbrief de datum 13 november 2006 staat. Die datum klopt niet want uit het verzendbericht van de fax blijkt dat die eerder is gestuurd. U merkt op dat het verzendbericht niet goed leesbaar is op de overgelegde kopie van de fax.
Mr. Korvemaker toont een beter leesbare kopie van de fax van de leverancier van de RVS-plaat waarop het verzendbericht leesbaar is. Een kopie hiervan zal met instemming van mr. Glas aan dit PV worden gehecht.
Mr. Korvemaker vraagt mij wat ik vond van de faxen van [geïntimeerde] van 13 november. Ik vond dat eigenlijk een herhaling van zetten want ik had op die vragen allang een reactie gegeven. Ik heb de faxen daarom terzijde geschoven, want ze leidden alleen maar tot vertraging en ik moest wel op tijd leveren. [geïntimeerde] had mij namelijk gedreigd dat ik anders een proces aan mijn broek zou krijgen. Ik wilde dus door.
Mr. Glas houdt mij voor dat 13 november 2006 een maandag is en vraagt mij hoe zich dat verhoudt met het verzendbewijs op de fax waarop zowel woensdag staat als 13 november. Ik antwoord daarop dat ik dat een goede vraag vind. Mr. Glas vraagt mij wanneer ik die fax van de leverancier van de RVS-plaat, Kabel-Zaandam B.V. heb ontvangen en doorgestuurd. [geïntimeerde] moet hem voor de 13de hebben ontvangen. Het kan zijn dat ik de fax op de 13de heb ontvangen. De raadsheer-commissaris vraagt mij om nadere uitleg. Daarop antwoord ik dat het zou kunnen dat ik de fax op de 13de heb ontvangen en doorgestuurd, maar dat mijn gevoel is dat het al eerder is geweest. Het verzendbericht op de fax klopt immers ook niet."