ECLI:NL:GHARL:2013:7035

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
23 september 2013
Zaaknummer
CR 200.074.378-01 4-7-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake omgangsregeling en gezamenlijk gezag tussen ouders na eerdere incidenten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2013, is een eindbeschikking gegeven met betrekking tot de omgangsregeling en het gezamenlijk gezag over de kinderen [kind 1] en [kind 2]. De vader had verzocht om de omgangsregeling uit te breiden en gezamenlijk gezag te verkrijgen. Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen vastgesteld dat er heftige incidenten hebben plaatsgevonden tussen de ouders, wat de omgang tussen de vader en de kinderen bemoeilijkte. De ouders hebben echter een omgangsregeling weten te treffen waarbij de kinderen om de veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijven. De vader heeft aangegeven dat hij zich meer bewust is van zijn verantwoordelijkheden en dat de omgang met de kinderen goed verloopt, ondanks de spanningen tussen de ouders.

De moeder daarentegen heeft twijfels over de communicatie met de vader en zijn alcoholgebruik, wat haar zorgen baart. De raad voor de kinderbescherming heeft ook twijfels geuit over de mogelijkheid van gezamenlijk gezag, gezien de aanhoudende conflicten tussen de ouders. Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn tot een constructieve samenwerking en dat gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen niet haalbaar is. De beschikking van de rechtbank is op dit punt bekrachtigd, maar het hof heeft wel benadrukt dat de moeder verplicht is de vader te informeren over belangrijke zaken die de kinderen aangaan.

De uiteindelijke beslissing van het hof is dat de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen wordt vastgesteld, waarbij de vader [kind 1] op vrijdag na school ophaalt en de kinderen de helft van de vakanties bij hem verblijven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 4 juli 2013
Zaaknummer 200.074.378
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikkingin de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen:
de vader,
advocaat voorheen mr. S. Vaupell,
kantoorhoudende te Wolvega,
thans mr. M. Rosema,
kantoorhoudende te [woonplaats],
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de moeder,
advocaat mr. H.C.L. Crozier,
kantoorhoudende te Sneek.
De inhoud van de tussenbeschikking van dit hof van 31 mei 2011 wordt hierbij overgenomen.
De thans te geven eindbeschikking wordt gegeven door het hof in een andere samenstelling, omdat het zittingsrooster niet toeliet dat de zaak verder werd behandeld door dezelfde samenstelling van het hof als die de tussenbeschikking heeft gegeven.
Het verdere procesverloop
Na de tussenbeschikking is ter griffie van het hof binnengekomen:
- een faxbrief van 8 maart 2013 van mr. Crozier met als bijlage het concept evaluatieverslag van het omgangscentrum van 7 mei 2012;
- een faxbericht van 20 maart 2013 van mr. Rosema met de mededeling dat hij zich stelt als (opvolgend) advocaat voor de vader;
- een faxbrief van 22 maart 2013 van mr. Rosema met als bijlagen het eindverslag van het omgangscentrum van 18 juli 2012 en het concept eindverslag van het omgangscentrum van 18 september 2012;
- een faxbrief van 22 maart 2013 van mr. Crozier;
- een brief van 27 maart 2013 van BJZ Friesland met de mededeling dat zij sinds december 2012 geen contact meer hebben met de kinderen;
- een faxbericht 24 april 2013 van mr. Crozier en een journaalbericht van mr. Rosema van die datum, beide betrekking hebbend op een verzoek van mr. Crozier om de mondelinge behandeling van 24 mei 2013 uit te stellen in verband met de verhindering van de moeder op die datum.
Genoemd verzoek van de moeder tot uitstel van de mondelinge behandeling is afgewezen. Ter zitting van 24 mei 2013 is de zaak verder behandeld. Verschenen zijn de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaten, en de heer Kelderhuis namens de raad. Van de zijde van Bureau Jeugdzorg was geen vertegenwoordiger aanwezig.
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
De verdere beoordeling
1.
In hoger beroep is aan de orde het verzoek van de vader om de omgangsregeling zoals de rechtbank deze bij beschikking van 30 juni 2010 heeft vastgesteld uit te breiden met een woensdagmiddag en een zaterdag, en hem en de moeder alsnog gezamenlijk met het gezag over [kind 1] en [kind 2] te belasten.
2.
Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 31 mei 2011 overwogen dat zich meerdere malen heftige incidenten hebben voorgedaan rondom de omgangsregeling waarvan de kinderen getuige zijn geweest. Het hof heeft, gezien de bereidheid van de vader hulp in te schakelen om zijn emoties onder controle te krijgen, geoordeeld dat de omgang tussen de vader en de kinderen opnieuw moet worden opgebouwd onder (bege)leiding van het omgangscentrum van Jeugdhulp Friesland. In afwachting van de resultaten van het traject bij het omgangscentrum heeft het hof de beslissing met betrekking tot het gezag en met betrekking tot de omgang aangehouden en de ouders verzocht het hof te informeren over de rapportage en de bevindingen van het omgangscentrum.
3.
Elk van partijen heeft een (concept) verslag van het omgangscentrum overgelegd, waarbij de moeder een evaluatieverslag van mei 2012 en de vader een (eind)verslag van juli 2012 alsmede een concept (eind)verslag van september 2012 heeft ingediend. Het concept (eind)verslag van september 2012 is gelijkluidend aan het eerdere eindverslag van juli 2012 hetgeen het gevolg is van het feit dat de eindgesprekken als formele afsluiting van het traject bij het omgangscentrum eerst zijn verschoven van juli 2012 naar september 2012 doch uiteindelijk geen doorgang hebben gevonden.
4.
Uit de verschillende verslagen blijkt dat de contacten tussen vader en kinderen, eerst bij het omgangscentrum en daarna bij de vader thuis, goed zijn verlopen. Hoewel het overleg over de kinderen is verbeterd, verlopen de contacten tussen de ouders nog immer moeizaam. Er is nog steeds sprake van verwijten over en weer, ook in bijzijn van de kinderen: De zorgen van de moeder over het alcoholgebruik van de vader worden door hem afgedaan als bemoeizucht waar de moeder emotioneel op reageert omdat zij haar zorgen reëel acht. In het laatste concept (eind)verslag van september 2012 wordt melding gemaakt van een 'feesttent-incident' waarbij vader in bijzijn van de kinderen bier heeft gedronken en er over en weer harde woorden tussen de ouders zijn gevallen.
* de omgangsregeling
5.
Uit de faxberichten van partijen van 22 maart 2013 en het verhandelde ter zitting blijkt dat partijen overeenstemming hebben over en inmiddels uitvoering geven aan een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen van een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na school (15.15 uur) tot en met zondag 18.00 uur alsmede de helft van de vakanties. Dit betreft de weekenden in de oneven weken. Daarbij is afgesproken dat de vader de kinderen van school haalt en weer thuis brengt.
6.
Ter zitting is naar voren gekomen dat partijen van mening verschillen over het tijdstip van aanvang van de weekendregeling met ingang van het nieuwe schooljaar. Met ingang van het nieuwe schooljaar zal [kind 1] naar de middelbare school gaan, waarschijnlijk in de huidige woonplaats van de vrouw ([woonplaats]), en niet meer naar de basisschool in de voormalige woonplaats van de vrouw ([plaats]). Op dit moment is onduidelijk welke schooltijden [kind 1] zal krijgen op vrijdag, terwijl [kind 2] volgend jaar nog wel de basisschool in [plaats] zal bezoeken en waarschijnlijk haar huidige schooltijden zal houden.
7.
De vader wenst de omgang ook in het nieuwe schooljaar te laten aanvangen op vrijdag direct na school, ook als dat betekent dat hij [kind 1] en [kind 2] op verschillende tijdstippen moet (doen) halen. De moeder acht het voor de kinderen beter en duidelijker wanneer de vader hen beiden thuis op hetzelfde tijdstip, bijvoorbeeld op 18.00 uur of 17.00 uur, haalt.
8.
Het hof zal het aanvangstijdstip van het omgangsweekend voor [kind 1] vaststellen op een uur 'na school'. [kind 1] is dan in de gelegenheid om zelf van school naar huis te lopen/fietsen, zijn boeken en verdere schoolspullen thuis te brengen en de boeken die nodig zijn voor het maken van huiswerk en/of andere (sport)benodigdheden voor het weekend bij elkaar te zoeken en zich ook verder gereed te maken voor een weekend bij de vader. Het hof acht dit passend bij de leeftijd van [kind 1] en zijn ontwikkeling naar zelfstandigheid, en acht het van belang dat op deze wijze de overgang naar het weekend met de vader zonder tijdsdruk kan gebeuren. De vader kan hem daarna van huis halen, zonder te hoeven wachten.
9.
Het hof zal het aanvangstijdstip van het omgangsweekend voor [kind 2] handhaven op het huidige tijdstip 'na school'. De wijziging in aanvangstijdstip van het omgangsweekend voor [kind 1] is op zichzelf geen reden ook verandering te brengen in het aanvangstijdstip van [kind 2]. [kind 2] is gewend van school gehaald te worden en de vader heeft ter zitting aangegeven dat hij daartoe nog immer bereid is, ook als dat betekent dat hij extra moet rijden om daarvoor/daarna ook [kind 1] te halen.
10.
Met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen zal het hof de tussen partijen overeengekomen regeling vastleggen in deze beschikking inclusief de overeengekomen aanvang- en eindtijdstippen met dien verstande dat voor [kind 1] met ingang van komend schooljaar een ander aanvangstijdstip van de weekendregeling zal worden vastgelegd.
* het gezag
11.
Tussen partijen is in geschil of gezamenlijk gezag van de ouders over [kind 1] en [kind 2] aangewezen is.
12.
De vader heeft op grond van artikel 1:253c BW verzocht om hem samen met de moeder met het gezag over de kinderen te belasten. Een daartoe strekkend verzoek wordt -zoals in het tweede lid bepaald- slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen, bij het uitoefenen van gezamenlijk gezag, klem of verloren zullen raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of indien afwijzing anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
13.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij op dit moment buitenspel staat waar het belangrijke beslissingen over de kinderen betreft, terwijl hij daarover graag wil meedenken en wil meebeslissen. Door het traject bij het omgangscentrum is hij zich meer bewust geworden van de belangen van de kinderen en zijn ouderlijke verantwoordelijkheid daarin. Een en ander heeft, volgens de vader, ook geleid tot verbetering van de verstandhouding met de moeder. Hij erkent dat de communicatie tussen hen nog verder kan worden verbeterd, maar ziet in de huidige communicatie onvoldoende reden om het verzoek tot gezamenlijk gezag af te wijzen. Hij wijst erop dat overleg over de omgang mogelijk is gebleken.
14.
De moeder stelt dat de communicatie tussen haar en de vader al geruime tijd ontbreekt. De sms'jes die de ouders elkaar sturen over het (eerder of later) halen en/of brengen in het kader van de omgangsregeling, zijn in haar optiek geen communicatie. Zij heeft onvoldoende vertrouwen in de vader en acht overleg tussen hen beiden over de kinderen niet mogelijk. De vader houdt zich niet aan belafspraken en komt ook overigens de afspraken niet na. Belangrijkste punt voor haar is dat de vader ook voor en tijdens de omgang alcohol gebruikt, tegen haar wensen en tegen de afspraken in die bij het omgangscentrum zijn gemaakt. Hij stelt daardoor zijn eigen behoeftes boven de belangen van de kinderen en weigert op die momenten zijn verantwoordelijkheid voor de kinderen te nemen.
15.
De medewerker van de raad is ter zitting tot de conclusie gekomen dat de omgang tussen de vader en de kinderen, ondanks de gevoeligheden die tussen de ouders bestaan, op zich redelijk goed verloopt. In een normale situatie zou, gezien de omvang van de omgangsregeling, gezamenlijk gezag in de rede liggen, maar in het onderhavige geval heeft de raad hierover grote aarzelingen. De gevoeligheden en de wijze van reageren op elkaar brengt mee dat de raad gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen acht.
16.
Het hof stelt voorop dat voor gezamenlijk gezag vereist is dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg (kunnen) nemen, althans dat de ouders ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen (kunnen) voordoen, zodanig dat zij niet klem of verloren raken tussen de ouders. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van de kinderen het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend.
17.
Hoewel er ook tijdens het traject bij het omgangscentrum incidenten tussen de ouders zijn geweest samenhangend met het (mogelijk) alcoholgebruik van de vader voor/tijdens de omgang met de kinderen en de controle die de moeder daarop wenst uit te oefenen, constateert het hof met de raad voor de kinderbescherming dat de ouders er door de uitdrukkelijke wens van de kinderen om omgang met vader te hebben en met hulp van het omgangscentrum in geslaagd zijn om de omgang tussen de vader en de kinderen opnieuw vorm te geven. De omgang verloopt op zichzelf genomen ook naar behoren: de kinderen hebben het naar hun zin en gaan graag naar hun vader. Partijen hebben dit ter zitting ook bevestigd.
18.
Uit de verslagen blijkt echter ook dat de ouders elkaar niet respectvol behandelen en dat zij over en weer bedreigingen uiten. Verder blijkt dat de communicatie tussen de ouders nog immer gepaard gaat met verwijten en strijd, waarbij de ouders over en weer zeer heftig op elkaar reageren zonder dat op dat moment werkelijk geluisterd wordt naar elkaar. Het hof heeft dit ook tijdens de behandeling ter zitting kunnen constateren, niet alleen op het punt van het alcoholgebruik door de vader maar ook omdat de moeder bepaalde informatie niet aan de vader doorgeeft, zoals de operatie van [kind 2]. Dit klimaat van onenigheid en ruzie wordt door beiden in stand gehouden en de ouders slagen er niet in om afstand te nemen en elkaar op meer neutrale wijze te beoordelen en te bejegenen, hoewel zij zich door het traject bij het omgangscentrum wel meer bewust lijken te zijn van de impact die de strijd op de kinderen heeft.
19.
Zoals gezegd vergt gezamenlijk gezag een vorm van constructief overleg tussen de ouders over beslissingen die betrekking hebben op de kinderen. Het hof acht de ouders hiertoe niet in staat. Gezamenlijk gezag zal door de huidige wijze van communiceren gepaard gaan met en een bijdrage leveren aan de strijd tussen de ouders waarbij het gevaar reëel is dat de belangen van de kinderen uit het oog worden verloren en zij klem of verloren zullen raken tussen de ouders. Onder deze omstandigheden acht het hof gezamenlijk gezag in strijd met de belangen van de kinderen.
20.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep op dit punt bekrachtigen.
21.
Het hof merkt hierbij wel op dat deze gezagswijziging niet afdoet aan de uit artikel 1:377b BW voortvloeiende plicht van de moeder om de vader regelmatig en op eigen initiatief vooraf schriftelijk of digitaal te informeren over gewichtige aangelegenheden (zoals schoolprestaties, gezondheid, activiteiten en psychische gesteldheid) die de kinderen betreffen en omgekeerd, het recht van de vader om daarover door de moeder schriftelijk of digitaal geïnformeerd te worden. De gezagswijziging heeft evenmin gevolgen voor het recht op omgang van de vader en de kinderen met elkaar.
* de slotsom
22.
Het hof zal beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof;
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de omgangsregeling tussen de vader en [kind 1] en [kind 2] betreft;
en in zoverre opnieuw beslissende:
stelt tussen de vader en de minderjarigen [kind 1], geboren [in 2001], en [kind 2], geboren[in 2003] de navolgende omgangsregeling vast:
- [kind 1] en [kind 2] zullen één weekend per veertien dagen in de oneven weken van vrijdagmiddag na school (15.15 uur) tot zondagavond 18.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader op vrijdag de kinderen van school haalt en de kinderen op zondag naar de moeder brengt;
- met ingang van het komende schooljaar (2013/2014) haalt de vader [kind 1] op vrijdag bij de moeder van huis, één uur na school;
- de minderjarigen zullen de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader verblijven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte ten aanzien van de omgang;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, voorzitter, A.H. Garos en B.J. Voerman, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 4 juli 2013 in bijzijn van de griffier.