ECLI:NL:GHARL:2013:6993

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 september 2013
Publicatiedatum
20 september 2013
Zaaknummer
CR 200.131.603-01 12-9-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor schoolinschrijving van minderjarige in co-ouderschap na verhuizing van de vader

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ouders over de schoolkeuze van hun minderjarige dochter, geboren op 22 juli 2009. De vader heeft zonder overleg met de moeder verhuisd en heeft de dochter ingeschreven op een school in zijn nieuwe woonplaats. De moeder verzoekt het hof om vervangende toestemming om de dochter in te schrijven op een school in haar woonplaats. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen, waarop zij in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de feiten uit de eerdere beschikking van de rechtbank overgenomen, maar voegt hieraan toe dat de moeder in haar verzoek om vervangende toestemming de rechtbank heeft gevraagd om de dochter op de Vensterschool in haar woonplaats in te schrijven. De vader heeft het verzoek bestreden en stelt dat de rechtbank juist heeft beslist door de dochter in de school in zijn woonplaats te laten inschrijven.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. De moeder heeft aangevoerd dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd is getreden door te bepalen dat de dochter naar de basisschool in de woonplaats van de vader zal gaan. De vader is van mening dat de rechtbank zijn stellingen correct heeft opgevat en dat de school in zijn woonplaats de beste keuze is voor de dochter. Het hof heeft de belangen van de dochter afgewogen en geconcludeerd dat de school in de woonplaats van de moeder het meest in haar belang is. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de gevolgen van de verhuizing van de vader en de impact daarvan op de zorgregeling.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend om de dochter in te schrijven op de school in haar woonplaats. Het hof heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De ouders zijn aangespoord om hun co-ouderschapsregeling ten behoeve van hun dochter te laten slagen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.131.603/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/140522/FA RK 13-903)
beschikking van de familiekamer van 12 september 2013
inzake
[appellante],
wonende te[woonplaats],
appellante,
verder te noemen:
de moeder,
advocaat: mr. E. Henkelman, kantoorhoudend te[woonplaats],
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen:
de vader,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.A.K. van Eck, kantoorhoudend te[woonplaats].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie[woonplaats], van 23 juli 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 5 augustus 2013, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking (voor zover daarin een beslissing is genomen ten aanzien van de schoolkeuze van hun dochter). De moeder verzoekt het hof die beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor het bestreden deel te vernietigen en opnieuw rechtdoende haar alsnog vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige [kind] (hierna: [kind]), geboren op 22 juli 2009 in de gemeente[woonplaats], op de [school] De Vlint te[woonplaats] in te schrijven en haar daar naar school te laten gaan.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 19 augustus 2013, heeft de vader het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof is voorts binnengekomen:
- een journaalbericht op 28 augustus 2013 met bijlagen van mr. Henkelman.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 30 augustus 2013 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Mr. Van Eck heeft mede het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota waarbij met toestemming van het hof een bijlage is gevoegd.

3.De vaststaande feiten

3.1
Tegen de weergave van de vaststaande feiten, zoals neergelegd in de bestreden beschikking van de rechtbank, is geen grief ontwikkeld zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
3.2
De moeder heeft in haar inleidende verzoek -voor zover hier van belang- de rechtbank verzocht om vervangende toestemming te verlenen om [kind] op de Vensterschool in[woonplaats] in te schrijven. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en -uitvoerbaar bij voorraad- bepaald dat [kind] in [woonplaats] naar school zal gaan. De moeder heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.

4.De standpunten

4.1
De moeder heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd is getreden door te bepalen dat [kind] naar de basisschool in [woonplaats] zal gaan, gelet op het feit dat de vader geen vervangende toestemming heeft gevraagd. De moeder is voorts van mening dat -na een belangenafweging- de keuze van de rechtbank op de basisschool in[woonplaats] had dienen te vallen. Daarnaast is volgens haar de kwaliteit van de school in[woonplaats] beter en zij stelt ook te kunnen regelen dat haar vriend [kind] kan halen en brengen zodat er van opvang minder sprake zal zijn.
4.2
De vader is van mening dat de rechtbank juist heeft beslist. Hij stelt dat de rechtbank zijn stellingen in eerste aanleg heeft opgevat als een verzoek om [kind] naar school in [woonplaats] te laten gaan. De vader heeft betoogd dat die school een betere keuze is voor [kind] omdat zij dan meer rust kan krijgen. Hij is bereid om de zorgregeling aan te passen, zodat de moeder slechts twee dagen naar [woonplaats] hoeft te reizen. De vader is voorts van mening dat de informatie over de kwaliteit van de school gedateerd is.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting overweegt het hof als volgt. Gebleken is dat [kind] nu naar school in [woonplaats] gaat. De moeder heeft toegelicht dat, op de dagen dat [kind] bij haar is, zij [kind] om kwart voor zes 's ochtends wakker maakt en dan naar vader brengt waar zij dan rond 07.30 uur is. [kind] wordt vandaar dan naar school gebracht. Beide ouders gaan naar[woonplaats] om te werken. De moeder loopt op dit moment stage. Zij heeft nog geen vast rooster voor de gehele stageperiode. Over enkele weken zal dit worden vastgesteld en de moeder geeft aan dat zij invloed kan uitoefenen op dat rooster en spreekt de verwachting uit dat er dan in het rooster rekening gehouden kan worden met haar zorg voor [kind]. Eind januari 2014 verwacht zij haar opleiding af te ronden en zij is dan voornemens om maximaal 24 uur per week te gaan werken. De vader werkt in[woonplaats] en heeft wel een vast rooster. Hij werkt op maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag van 08.00 uur tot 16.30 uur en heeft een 32-urige werkweek.
5.2
Het hof is ervan overtuigd dat beide ouders het beste met [kind] voor hebben en erg betrokken zijn bij haar. De indruk bestaat dat de moeder bij het uiteengaan van partijen de zorg voor [kind] enige tijd aan de vader heeft gelaten en dat de vader altijd een stabiele factor in het leven van [kind] is geweest. Daar staat tegenover dat - terwijl de ouders een co-ouderschap waren overeengekomen waaraan feitelijk ook uitvoering werd gegeven - de vader zonder overleg met de moeder en zonder haar toestemming van[woonplaats] naar [woonplaats] is verhuisd.
5.3
Ouders zijn het over de zorgregeling eens: zij willen dat [kind] met beide ouders een goede band heeft en dat de co-ouderschapsregeling blijft bestaan. Zij achten dat allebei in het belang van [kind]. Het hof acht dat eveneens van groot belang en ook dat zij in beide woonplaatsen van de ouders contacten met familie, vriendjes en vriendinnetjes kan onderhouden. Het hof heeft de zorgregeling dan ook als uitgangspunt genomen.
5.4
Hoewel er voor beide scholen wat te zeggen valt, acht het hof de school in[woonplaats] het meest in het belang van [kind]. Daarbij is niet alleen gekeken naar haar belang op korte termijn maar ook op langere termijn. Het hof heeft daarbij de geldende jurisprudentie ten aanzien van de verhuizing van een ouder terwijl een co-ouderschapsregeling geldt, mede in aanmerking genomen. Vader is verhuisd zonder dat er goed overleg is geweest over de gevolgen van deze verhuizing voor de zorgregeling die moeder met [kind] heeft, wanneer [kind] met vier jaar naar school moet gaan. Hierdoor heeft hij de moeder in een lastige positie gebracht waarbij de gevolgen van die verhuizing met name op haar worden afgewenteld. Daarnaast verwacht het hof dat de zorgregeling en de verhouding/band tussen [kind] en haar moeder op de langere termijn beter gewaarborgd zal zijn indien [kind] naar[woonplaats] op school gaat, dan wanneer zij in [woonplaats] naar school gaat zonder dat dit (grote) afbreuk doet aan de relatie tussen [kind] en haar vader. Het hof vreest dat de belasting die de huidige zorgregeling in combinatie met de school in [woonplaats] voor moeder veel te groot zal zijn. Dat zal dan waarschijnlijk tot gevolg hebben dat de regeling zal moeten worden ingeperkt waardoor de contacten met moeder zullen verminderen. Ook zal [kind] als zij ouder wordt contacten missen in de omgeving van de moeder wat wellicht een belemmering gaat worden. Ook dat kan de zorgregeling bedreigen wat ook door partijen niet in het belang van [kind] wordt geacht. Door de thuissituatie bij de vader zal [kind] in [woonplaats] makkelijker vriendjes maken zonder daar naar school te gaan dan in[woonplaats]. De belasting van de vader om [kind] in[woonplaats] naar school te brengen acht het hof minder groot nu de vader zijn werk in[woonplaats] heeft. Het argument van de vader dat hij betere opvangmogelijkheden heeft, acht het hof in de huidige tijdgeest minder zwaarwegend. Ook het argument dat [kind] nu vaak heel moe is, overtuigt minder nu dat ook een gevolg kan zijn van het vroeg opstaan bij moeder.
5.5
Het hof wenst nog wel op te merken dat het te prijzen valt dat de vader de nodige flexibiliteit heeft getoond ten aanzien van het aanpassen van de zorgregeling om de moeder daarmee te ontlasten. Het hof spreekt de hoop uit dat de ouders, nu er een definitieve beslissing is genomen ten aanzien van de schoolkeuze, hun uiterste best zullen doen om de co-ouderschapsregeling ten behoeve van [kind] te laten slagen.
5.6
Het hof acht het oordeel van de rechtbank om de stellingen van de vader op te vatten als een tegenverzoek om [kind] in [woonplaats] naar school te laten gaan niet onbegrijpelijk, echter gelet op de onderhavige beslissing is dit geschilpunt thans niet meer aan de orde.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en als volgt beslissen.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 23 juli 2013, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende;
verleent de moeder vervangende toestemming om de minderjarige [kind], geboren op 22 juli 2009 in de gemeente[woonplaats], in te schrijven op de [school] De Vlint te[woonplaats] en haar daar naar school te laten gaan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Garos, voorzitter, mr. G.M. van der Meer en mr. D.J. Buijs, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 september 2013 in bijzijn van de griffier.