Uitspraak
[appellant],
1.Cowhouse International B.V.,
Cowhouse,
CSE,
Cowhouse c.s.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
2. opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,geïntimeerden in hoger beroep te veroordelen, des de een betalend des de ander
terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der voldoening tot aan de dag van terugbetaling;
3.Ontvankelijkheid van het hoger beroep
4.De feiten en de bespreking van grief I
3 van het vonnis van 6 oktober 2010.
De grief strekt ertoe de gepresenteerde feiten aan te vullen en waar nodig te corrigeren.
In de uitvoerige toelichting op de grief wordt evenwel niet duidelijk aangegeven welke van de door de rechtbank vastgestelde feiten onjuist zouden zijn.
Voor zover de grief inhoudt dat de weergave van de feiten door de rechtbank onvolledig is, overweegt het hof dat er geen rechtsregel is die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
5.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
6.Vermeerdering van eis
7.Bespreking van de overige grieven
voor het eerstop het standpunt dat Cowhouse een andere rubber vloer heeft geleverd dan partijen waren overeengekomen. Hij betoogt dat Cowhouse het contract dat [appellant] eerder met Wijsman had gesloten heeft 'overgenomen' en dat Cowhouse geen rolmatten maar puzzelmatten diende te leveren.
heeft gesteld dat Cowhouse een vloer van puzzelmatten heeft geoffreerd. Cowhouse heeft bevestigd dat partijen aanvankelijk hebben gesproken over puzzelmatten, maar heeft benadrukt dat zij uiteindelijk levering van rolmatten zijn overeengekomen. [appellant] kwam zelf met de vraag of levering van rubber op rol tot de mogelijkheden behoorde, aldus Cowhouse.
en zijn echtgenote hebben ter gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg blijkens het proces-verbaal van die zitting verklaard dat zij op advies van Cowhouse hebben
gekozenvoor matten van de rol. In de toelichting op grief II stelt [appellant] dat hij, als hij de door Cowhouse geleverde mat zou hebben gekend, die nooit, althans niet zonder meer zou hebben aangeschaft. Ook dit duidt erop dat partijen wel degelijk levering van rubber matten van de rol zijn overeengekomen.
Vast staat dat Cowhouse rubber matten van de rol aan [appellant] heeft geleverd. Als dat niet conform de overeenkomst was, had het voor de hand gelegen dat [appellant] ter zake onmiddellijk bij Cowhouse had gereclameerd en had geweigerd de matten in ontvangst te nemen. Daarvan is echter geen sprake geweest. Integendeel, [appellant] heeft de matten laten installeren door [Cowhouse dealer]. In de tussen partijen gevoerde correspondentie heeft [appellant] nimmer het standpunt ingenomen dat Cowhouse puzzelmatten had moeten leveren.
Voor zover [appellant] vordering is gebaseerd op de stelling dat de tekortkoming van Cowhouse is gelegen in het leveren van verkeerde matten, stuit die op het hiervoor overwogene af.
grief VIIhoudt in dat er tussen [appellant] en Cowhouse niet slechts sprake is van een koopovereenkomst, maar tevens van een aannemingsovereenkomst voor het (laten) leggen van de rubberen mat.
Bovendien staat tussen partijen vast dat [Cowhouse dealer] belast was met het leggen van de rubber vloer en dat [appellant] hem daarvoor heeft betaald (mvg sub 14).
Cowhouse en CSE betogen daarentegen dat de betonnen vloer gebreken vertoonde.
CSE stelt dat zij [appellant] al bij de start van de werkzaamheden heeft gezegd dat de vloer daardoor ongeschikt was voor het leggen van rubber matten. Cowhouse stelt dat de vloer met name rond de geleiderail voor de mestschuif niet was afgewerkt en dat met snelbeton getracht is daarvoor een oplossing te vinden.
[namens CSE], [betrokkene] en [Cowhouse dealer].
[namens CSE] heeft verklaard:
"Ik weet nog dat er discussie was over een aantal zaken die niet goed waren. Zo is er gesproken dat de vloer er niet helemaal strak in lag."[Cowhouse dealer] heeft verklaard:
"Er was sprake van een ongelijk en niet strakke vloer en het beton was op sommige plekken van slechte kwaliteit. Ik heb [appellant] daarop gewezen."
[appellant] heeft bij memorie van grieven in dit kader bewijs aangeboden door de getuigenverklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] van het feit dat er na het verwijderen van de oude vloer en voor het plaatsen van de nieuwe vloer geen aanpassingen aan de betonnen ondervloer zijn aangebracht en dat de ondervloer geen bandensporen vertoont. Daar deze feiten echter niet kunnen toe- of afdoen aan de beslissing, gaat het hof aan het aanbod tot bewijs daarvan voorbij.
[appellant] heeft voorts aangeboden [bedrijfsverzorger], bedrijfsverzorger, als getuige te doen horen, die zou kunnen verklaren dat de vloer was uitgehard toen de rolmatten werden gelegd. [appellant] biedt evenwel niet aan te bewijzen dat de vloer egaal en glad was, terwijl dat nu juist cruciaal is, gelet op het door Cowhouse en CSE gevoerde verweer.
"ten behoeve van [appellant] is ingeschakeld om het installatieproces te begeleiden" en dat CSE daarin tekort is geschoten.
CSE heeft nadrukkelijk betwist dat er sprake is van een contractuele relatie tussen haar en [appellant]. Zij heeft de door [appellant] aangewezen installateur slechts van adviezen voorzien. [appellant] stelt zelf ook niet dat hij ter zake een overeenkomst met CSE is aangegaan: hij voert aan dat CSE ten behoeve van hem is ingeschakeld. Door wie CSE is ingeschakeld en hoe dat zou hebben geleid tot een overeenkomst tussen CSE en [appellant] maakt [appellant] niet duidelijk.
[appellant] maakt niet duidelijk waarom het ontbreken van een koordlaag of nylon een tekortkoming oplevert, nu niet is gesteld of gebleken dat dit tussen partijen was overeengekomen. Van een tekortkoming kan daarmee geen sprake zijn.
grief IX,die inhoudt dat de rechtbank [appellant] ten onrechte met het bewijs van de ondeugdelijkheid van de geleverde matten heeft belast, vergeefs is voorgedragen.
Nu niet is komen vast te staan dat Cowhouse jegens [appellant] tekort is geschoten, falen ook de
grieven X en XII en XIII.
(1 punt tarief IV), waarbij de proceskostenveroordeling ten gunste van CSE zoals door haar gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.