Uitspraak
[appellante], dan wel
de curator,
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een kennelijk onredelijk ontslag van [geïntimeerde] door [appellante]. [geïntimeerde] was sinds 1977 in dienst bij [appellante] en raakte door een fietsongeval en een aangeboren afwijking blijvend beperkt in zijn mogelijkheden. Na een periode van arbeidsongeschiktheid vroeg [appellante] in 2010 toestemming voor ontslag om bedrijfseconomische redenen, welke werd verleend door UWV Werkbedrijf. [geïntimeerde] maakte aanspraak op een schadevergoeding van € 12.745,54 wegens kennelijk onredelijk ontslag, maar de kantonrechter kende hem slechts € 7.500,- toe.
In hoger beroep betwistte [appellante] de toewijzing van de vordering en de proceskostenveroordeling. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de juiste toetsingscriteria had gehanteerd en dat de omstandigheden van het geval in onderling verband van belang zijn. Het hof stelde vast dat [geïntimeerde] ten tijde van zijn ontslag een zeer gering arbeidsmarktperspectief had, mede door zijn leeftijd en arbeidsongeschiktheid.
Het hof concludeerde dat [appellante] als goed werkgever een bijzondere zorgplicht had ten aanzien van arbeidsongeschikte werknemers en dat zij had nagelaten een voorziening te treffen om de gevolgen van het ontslag voor [geïntimeerde] te verzachten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de curator in de kosten van het hoger beroep.
De beslissing van het hof bevestigt de verantwoordelijkheid van werkgevers om zorg te dragen voor hun werknemers, vooral in situaties van arbeidsongeschiktheid en ontslag.