ECLI:NL:GHARL:2013:6519

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2013
Publicatiedatum
3 september 2013
Zaaknummer
CR 200.082.661 1 augustus 2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot tegeldemaking van de (voormalige) echtelijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep in een echtscheidingskwestie waarbij de man en de vrouw betrokken zijn. De beschikking van de rechtbank Groningen van 23 november 2010, die de verdeling van de (voormalige) echtelijke woning regelde, wordt door het hof opnieuw beoordeeld. De vrouw verzoekt het hof om haar te machtigen tot de tegeldemaking van de echtelijke woning, die kadastraal bekend is en aan de Friesland bank is verhypothekeerd. De man heeft zich in een eerdere fase van de procedure al uitgelaten over de verzoeken van de vrouw, maar het hof oordeelt dat zijn argumenten onvoldoende onderbouwd zijn.

Het hof behandelt de grieven van beide partijen gezamenlijk en komt tot de conclusie dat de verdeling zoals die door de rechtbank is vastgesteld, niet in stand kan blijven. De vrouw heeft recht op een machtiging tot tegeldemaking, omdat het hof van mening is dat de onverdeeldheid van de echtelijke woning niet langer kan voortduren. Het hof oordeelt dat de man gehouden is om de woning te ontruimen ten tijde van de levering aan een derde partij. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking gedeeltelijk wordt vernietigd en dat de vrouw wordt gemachtigd om de (voormalige) echtelijke woning te gelde te maken. De man wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de vrouw in verband met overbedeling. De uitspraak is gedaan op 1 augustus 2013 door de voorzitter en twee andere rechters van het hof.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 augustus 2013
Zaaknummer 200.082.661-01
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Beschikkingvan de tweede kamer in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: verweerder in conventie en verzoeker in reconventie, hierna te noemen:
de man,
advocaat mr. J.P. Schrale-Oranje, kantoorhoudende te Roden,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: verzoekster in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen:
de vrouw,
advocaat: aanvankelijk mr. H.J.K Wulp, kantoorhoudende te Groningen, thans mr. P.A.K. van Eck, eveneens kantoorhoudende te Groningen.
Het verdere verloop van het geding
Bij de beschikking van 26 februari 2013 heeft het hof de man in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de door de vrouw ter comparitie d.d. 7 februari 2013 gedane verzoeken.
De man heeft zich bij brief d.d. 22 maart 2013 van mr. Schrale, ingekomen ter griffie op dezelfde datum, uitgelaten.
De beoordeling
In het principaal en in het incidenteel appel
Met betrekking tot de grieven;
1.
De zijdens de man respectievelijk de vrouw opgeworpen grieven spitsen zich - mede in het licht van de verdere behandeling van de zaak - toe op hetgeen de rechtbank in de bestreden beschikking heeft beslist omtrent:
(a) de (voormalige) echtelijke woning, zijnde het woonhuis aan [adres], met erf, tuin, garage en verder toebehoren, kadastraal bekend [nummer], groot 1 are 24 centiare en 3690, groot 11 centiare;
(b) de lening tot zekerheid waarvan de echtelijke woning ten behoeve van de Friesland bank is verhypothekeerd; en
(c) de overbedeling van de man.
De grieven zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
2.
Uit de gedingstukken en het behandelde ter zitting is af te leiden dat de Friesland bank niet bereid is om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening te ontslaan. De man heeft weliswaar aangevoerd dat zulks aan de vrouw te wijten is, maar die stelling is naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd, zodat daaraan voorbij moet worden gegaan.
3.
De verdeling die bij de bestreden beschikking, zijnde de beschikking van de rechtbank Groningen, d.d. 23 november 2010, tot stand is gebracht, kan daarom in zoverre niet in stand blijven.
4.
De grieven slagen derhalve.
Met betrekking tot de door de vrouw ter comparitie gedane verzoeken:
5.
De vrouw heeft het hof verzocht haar op grond van art. 3:174 BW te machtigen tot de tegeldemaking van de (voormalige) echtelijke woning. Blijkens de wetsgeschiedenis maakt de machtiging tot tegeldemaking degene aan wie de machtiging wordt verleend, bevoegd om over de te gelde te maken zaak te beschikken. Dit brengt mee dat deze zelfstandig - dat wil zeggen zonder medewerking van de overige deelgenoten - de aan de onroerende zaak verbonden bevoegdheid om daarover te beschikken, kan uitoefenen (Parl. Gesch. Boek 4, p. 596). Duidelijkheidshalve overweegt het hof dat degene aan wie de machtiging tot tegeldemaking wordt verleend, voor het aangaan van de koopovereenkomst met betrekking tot de te gelde te maken zaak de medewerking van de overige deelgenoten niet behoeft, nu zulks geen eis is voor de geldigheid van de koopovereenkomst.
6.
Het verzoek van de vrouw moet naar het oordeel van het hof worden ingewilligd. Van de vrouw kan immers niet verlangd worden om te dulden dat de onverdeeldheid ten aanzien van de echtelijke woning nog langer blijft voortbestaan. Het verzoek van de vrouw aangaande ontruiming van de (voormalige) echtelijke woning door de man verstaat het hof aldus dat het hof zal bepalen dat de man gehouden is ten tijde van de levering van de (voormalige) echtelijke woning door de vrouw aan een derde, deze ontruimd te hebben en te houden. Ook dit verzoek moet naar het oordeel van het hof worden ingewilligd, nu dit in het verlengde ligt van het verzoek om een machtiging tot tegeldemaking te verlenen.
De slotsom
7.
Het hof zal de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigen en opnieuw recht doen, één en ander als omschreven in het dictum van deze beschikking. Voorts zullen de door de vrouw ter comparitie gedane verzoeken worden ingewilligd in voege als daar omschreven. Aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn, zullen de kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd in die zin dat elke partij haar kosten draagt.
De beslissing
In het principaal en in het incidenteel appel
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover de rechtbank in het dictum daarvan heeft bepaald:
" bepaalt dat aan de man wordt toebedeeld:
. de (voormalige) echtelijke woning,
. de Friesland bank hypothecaire lening,"
en
"bepaalt dat de man er voor zorg dient te dragen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening voor de (voormalige) echtelijke woning:
veroordeelt de man ter zake overbedeling tot betaling van € 10.694,77 aan de vrouw; "
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de man ter zake overbedeling tot betaling van € 2.194,77 aan de vrouw;
machtigt de vrouw om de (voormalige) echtelijke woning te gelde te maken;
bepaalt dat de man gehouden is om de (voormalige) echtelijke woning ten tijde van de levering door de vrouw aan een derde ontruimd te hebben en te houden;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mrs. W. Breemhaar, voorzitter, G.M. van der Meer en G.K. Schipmölder en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 augustus 2013.