3.7Vervolgens komt het hof toe aan de vraag of Qurius heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting. Vaststaat dat Mieger geen earn out heeft ontvangen omdat Qurius volg juist een verlies zou hebben geleden van € 129.879,79. Volgens de curator heeft Qurius de overgenomen projecten, contracten en klanten zodanig verwaarloosd en gefrustreerd dat er geen winst is gerealiseerd, terwijl dat bij een correcte uitvoering respectievelijk bejegening daarvan wel het geval zou zijn geweest.
Interprovider
De curator heeft, onder overlegging van de overeenkomst van 11 februari 2005 – op grond waarvan Mieger met ingang van 14 februari 2005 tegen een vergoeding van € 30.000,- per maand het door Interprovider gevoerde softwarepakket zou onderhouden –, gemotiveerd gesteld dat het contract met Interprovider een gegarandeerde omzet en winst behelsde. De kostprijs van deze dienstverlening bedroeg volgens de curator maar € 3.000,-. Verder werd met Interprovider onderhandeld over een nog verdergaande vorm van samenwerking, waarbij een nieuw ontwikkeld pakket van Mieger: ASKA, zou worden ingebracht in een nieuw op te richten vennootschap 'CK Software'. Omdat de onderhandelingen met Interprovider hun hoogtepunt bereikten ten tijde van de door Qurius uitgevoerde due diligence is Qurius volledig in dat onderhandelingsproces gekend. De curator heeft een verklaring van de toenmalig directeur van Interprovider, [directeur], overgelegd, inhoudende dat hij de door de advocaat van de curator overgelegde samenvatting van een gesprek bevestigt. Volgens die samenvatting heeft [directeur] onder meer gezegd dat de onderhoudsovereenkomst al liep conform de overeenkomst van 11 februari 2005 en dat het ASKA-plan slechts hoefde te worden uitgewerkt en in gang gezet; de achterban van Interprovider (circa tien banken en kredietverschaffers) zou € 430.000,- aan fee betalen (waarvan 85%, € 365.500,-, voor Qurius beschikbaar zou zijn en de overige 15% voor haar concurrent MAEX), de 250 intermediairs zouden een licentiefee van circa € 90,- per maand moeten betalen (geschatte opbrengst in totaal € 270.000,-) en er zou afzet aan consultancy uren plaatsvinden van, naar schatting,
€ 150.000,-; in de praktijk is van het plan niets terecht gekomen omdat Qurius er niet aan heeft meegewerkt en er niets mee heeft gedaan, waardoor het marktaandeel van ASKA en de drie oude softwarepakketten van Interprovider verloren is gegaan en naar MAEX is verschoven.
Qurius heeft daartegenover gesteld dat zij € 15.000,- per maand heeft ontvangen voor onderhoud van het door Interprovider gevoerde softwarepakket, waartegenover kosten stonden van € 40.000,- per maand en dat zij veel tijd en geld in het ASKA-project heeft gestoken, maar dat de kwaliteit ervan sterk te wensen overliet en het marktpotentieel ervan veel beperkter was dan voorgesteld. Bovendien heeft zij externe arbeidskrachten moeten inhuren voor het onderhouden van de software omdat de medewerkers van Mieger daarin kwalitatief en kwantitatief tekort schoten en legden diverse andere partijen claims op de ASKA-software, aldus Qurius.
De curator heeft in antwoord op de stelling van Qurius dat het ASKA-pakket niet operationeel en exploitabel was, gewezen op een door Qurius uitgegeven persbericht van 10 mei 2005, waaruit blijkt dat ASKA in ieder geval op die datum gereed was en door Qurius werd geïnstalleerd bij de HUMASS Adviesgroep.
Naar het oordeel van het hof heeft Qurius onvoldoende duidelijk gemaakt waarom zij slechts
€ 15.000,- per maand ontving voor het onderhoud van het door Interprovider gevoerde softwarepakket, terwijl in de overgenomen overeenkomst van 11 februari 2005 een vergoeding van € 30.000,- per maand was afgesproken en dat (en waarom) zij daaraan kosten van € 40.000,- per maand zou hebben gemaakt. Zij heeft niet inzichtelijk gemaakt waaruit die kosten bestonden en heeft evenmin gemotiveerd uiteengezet waarom het inhuren van externe medewerkers noodzakelijk was. De enkele stelling dat de medewerkers van Mieger kwalitatief en kwantitatief tekortschoten, kan niet gelden als een voldoende motivering van haar stelling dat de kosten van het onderhoud hoger waren dan de afgesproken vergoeding. Temeer niet omdat Qurius de in de materie ingewerkte medewerkers van Mieger heeft overgenomen.
Ook wat betreft de uitwerking van ASKA heeft Qurius, in het licht van de stellingen van de curator, de samenvatting van de bespreking met [directeur] en haar persbericht van 10 mei 2005, haar betwisting van de levensvatbaarheid van het project onvoldoende gemotiveerd. Uit haar toelichting blijkt niet dat zij zich wel voldoende heeft ingespannen om het project te continueren. Dat andere partijen eigendomsclaims legden op de ASKA-software heeft zij in het geheel niet toegelicht en bovendien is zij niet ingegaan op de stelling van de curator dat zij tijdens de due-diligence in de gelegenheid is geweest de intellectuele eigendomsrechten te controleren. Het hof gaat er op grond van het voorgaande dan ook van uit dat Qurius haar inspanningsverplichting heeft verzaakt, zowel op het punt van het binnenhalen van de afgesproken vergoeding van € 30.000,- per maand als wat betreft het voortzetten en uitbaten van het ASKA-project.
Delta Lloyd
Wat betreft Delta Lloyd heeft de curator gesteld dat Mieger op basis van in 2004 gemaakte afspraken met Delta Lloyd een Custom Relations Management (CRM) softwarepakket heeft ontwikkeld dat ten tijde van de overname voor circa 90% gereed was en bij normale continuering van de activiteiten in het voorjaar van 2005 ‘live zou gaan’. Uit sondering door onder meer Delta Lloyd bij haar tussenpersonen (7.000 in totaal) bleek dat er bij haar tussenpersonen zeer veel belangstelling voor het product bestond. Delta Lloyd heeft in het voorjaar van 2005 drie mensen fulltime in dienst genomen om de verkoop (aan haar tussenpersonen) en implementatie van het pakket te realiseren. Een realistische verwachting was dat in de loop van het jaar tenminste 800 pakketten zouden kunnen worden afgezet tegen een vergoeding van € 1.500,- per stuk, wat (gelet op het feit dat de ontwikkelkosten al in het verleden waren gemaakt) een winst van minimaal € 1.000.000,- over 2005 zou opleveren. Ter gelegenheid van de overname is ook over dit project uitgebreid gesproken tussen Mieger, Qurius en Delta Lloyd. Manager van Delta Lloyd, [manager], heeft deze gang van zaken tegenover de advocaat van de curator bevestigd. Volgens het gespreksverslag dat de advocaat van de curator van het gevoerde gesprek heeft opgesteld, heeft [manager] gezegd dat hij in juli 2005 een gesprek met [medewerker] (van Qurius) heeft gehad omdat door Qurius in afwijking van haar toezegging geen enkele prioriteit werd gegeven aan het CRM-pakket, terwijl het bijna af was, op een haar na kon het pakket live gaan; hij heeft voorts gezegd dat het pakket, ingeval de activiteiten van Mieger niet door Qurius zouden zijn overgenomen, in februari 2005 al operationeel zou zijn geweest.
Qurius heeft betwist dat er ten aanzien van Delta Lloyd afspraken waren ten tijde van de overname. Er was ook nog geen CRM-systeem klaar. Bij het uitbrengen van offertes werd het tussenpersonen (zoals [tussenpersoon]) duidelijk dat zij nog € 77.200,- zouden moeten betalen voor het pakket; daartoe bleken zij niet bereid. Volgens Qurius was [manager] enkel ontstemd over het feit dat Mieger verkeerde verwachtingen had gewekt ten aanzien van (de kosten van) het pakket.
De curator heeft er vervolgens op gewezen dat [tussenpersoon] een grote partij was die geen standaardpakket wilde maar maatwerk. De standaardpakketten konden voor € 1.500,- worden uitgerold. Verder wijst de curator erop dat nergens blijkt van enig protest van Qurius over de status of de prijsstelling van het pakket. Qurius is op die stellingen niet meer ingegaan.
Aldus heeft Qurius, naar het oordeel van het hof, de gemotiveerde stellingen van de curator dat een CRM-pakket voorlag dat bijna af was, waarvoor interesse bestond bij de tussenpersonen van Delta Lloyd en waarvan de implementatie is gefrustreerd door Qurius onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook ter zake van dit project gaat het hof derhalve uit van een schending van de inspanningsverplichting door Qurius.
Volvo
Wat betreft Volvo heeft de curator gesteld dat ten tijde van de overname een documentbeheersysteem en Intranet waren geleverd. Het daarbij behorende CRM-pakket was voor circa 80% gereed en zou in het voorjaar van 2005 worden afgerond en live gaan. Bekend was dat tenminste vijftien dealers interesse hadden en dat er verder circa veertig potentiële afnemers waren, waartoe Mieger via haar contact (de voorzitter van de Vereniging van Dealers van Volvo) een goede ingang had. Een realistische inschatting van de mogelijkheden tot afzet van dit pakket in 2005 bedraagt aan omzet € 975.000,- en aan winst € 682.500,-. Ter gelegenheid van de verkoop van de activiteiten is uitgebreid overleg gevoerd tussen Mieger, Qurius en Volvo.
Qurius betwist dat zij het Volvo-project heeft overgenomen. Zij heeft aangevoerd dat na een bezoek aan Volvo bleek dat er zeer onduidelijke afspraken bestonden met enkele dubieuze transacties. Volvo wilde niet ingaan op Qurius’ voorwaarde dat dienstverlening vanuit Qurius alleen aan de orde zou zijn op grond van duidelijke schriftelijke afspraken. Daarna heeft Qurius Volvo voor alle correspondentie naar Mieger verwezen. Mieger stemde er (blijkens haar aan Volvo gerichte brief van 9 november 2005) mee in dat zij als contractspartij van Volvo gold.
De curator heeft daarop verwezen naar Bijlage 1A bij de koopovereenkomst, waaruit blijkt dat Volvo tot de overgenomen klanten en contracten behoorde en heeft gesteld dat Volvo in dit verband ook betalingen aan Qurius heeft gedaan. Ten aanzien van de brief van
9 november 2005 heeft [directeur] ten pleidooie opgemerkt dat hij die brief op verzoek van Qurius heeft geschreven, waarna Qurius de aansprakelijkheid zou overnemen.
Het hof oordeelt dat de achtergrond van de brief van 9 november 2005 in het midden kan blijven, nu uit voornoemde bijlage bij de koopovereenkomst genoegzaam blijkt dat de contracten en offertes terzake CRM-software (met als bijgevoegd opmerking: ‘Crm-ontwikkeling’) aan Volvo zijn verkocht en niet is betwist dat ter zake hiervan voorafgaand aan de overname door Qurius uitgebreid overleg is gevoerd tussen Mieger, Qurius en Volvo. Bovendien heeft Qurius niet betwist dat Volvo in dit verband betalingen aan Qurius heeft gedaan. Nu Qurius geen gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de stellingen omtrent de status van het pakket, de bestaande interesse bij dealers en de afzet- en winstmogelijkheden van het pakket, komt de stelling van de curator dat ook dit project een stille dood is gestorven omdat Qurius er geen serieuze aandacht aan heeft besteed, als onvoldoende betwist vast te staan. Ook ter zake van dit project heeft Qurius haar inspanningsverplichting geschonden.