Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellant 1], geboren op [geboortedatum a1], en [appellant 2], geboren op [geboortedatum a2], zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
[appellant 1] heeft geruime tijd (meer dan 30 jaar) een onderneming geëxploiteerd in de motor- en autohandel. Op 1 september 2006 heeft hij samen met [appellant 2] en twee andere vennoten (het echtpaar [vennoten]) een vof opgericht. Het echtpaar [vennoten] is per
1 november 2011 uitgetreden. Naar [appellant 1] ter zitting van het hof heeft verklaard, kreeg dit echtpaar bij hun uittreding circa € 180.000,- mee in verband met het door hen destijds in de vof gebrachte eigen vermogen. [appellanten] zijn vennoot gebleven tot 1 januari 2012, de datum waarop de vof is ontbonden.
ontvangen een WWB-uitkering, die volgens de Verklaring Schuld-sanering van 15 maart 2013 € 1.130,27 netto per maand, exclusief vakantiegeld, bedraagt.
Deze schuldenlast bestaat uit drie schulden aan ING Bank Zakelijk Beheer: € 766.275,73,
€ 315.394,82 en € 4.620,93.
Uit de jaarstukken blijkt dat [appellanten] in 2011 ongeveer € 900.000,- aan privé-opnamen hebben gedaan, volgens [appellant 1] vanwege balanstechnische redenen. In 2010 staat er ongeveer € 49.000,- voor privéopnamen in de jaarstukken. [appellant 1] heeft gesteld veel geld te hebben gestoken in de paardensport en -handel. Daarvoor heeft hij € 300.000,- geleend bij, naar zijn zeggen, verkeerde mensen. Voor privédoeleinden wilde [appellant 1] geen krediet afsluiten bij ING Bank. Omdat hij die lening prioriteit gaf bij de aflossing, kon [appellant 1] de zakelijke verplichtingen jegens ING Bank niet meer nakomen. Ook heeft [appellant 1] gesteld dat hij daarin verkeerde beslissingen heeft genomen en de problemen telkens voor zich heeft uitgeschoven. [appellanten] hebben onverantwoord veel geld besteed aan een liefhebberij en hebben daarvoor een lening hebben afgesloten bij verkeerde mensen, waardoor zij hun betalingsverplichtingen aan ING Bank niet konden nakomen. Het aangaan van die lening is niet te goeder trouw, aldus de rechtbank.
Het hof deelt dit standpunt van [appellant 1] niet. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant 1] door het aangaan van zeer omvangrijke betalingsverplichtingen voor een project met geen, althans onvoldoende, garantie op succes - niet voor niets wenste ING Bank geen geld in dit project te steken, dit had op zichzelf al een signaal voor [appellant 1] moeten zijn om alle voorzichtigheid in acht te nemen - een onaanvaardbaar groot risico genomen, welk risico zich nadien ook heeft verwezenlijkt. De hiervoor genoemde redenen die [appellant 1] voor zijn handelwijze heeft gegeven kunnen dit verwijt niet opzij zetten. Door gelden te lenen en te gebruiken voor selectieve betalingen aan (een) schuldeiser(s), heeft [appellant 1] zijn grootste schuldeiser, ING Bank, ernstig benadeeld. Dit valt [appellant 1] aan te rekenen.
Ten aanzien van [appellant 2] overweegt het hof dat [appellant 2] en [appellant 1] weliswaar hebben verklaard dat [appellant 2] geen enkele kennis heeft gedragen van de (financiële) zaken die hebben plaatsgevonden en dat zij door [appellant 1] overal buiten is gehouden, maar dat neemt niet weg dat [appellant 2] toch bewust ervoor heeft gekozen om medevennoot van de vof te worden en dat ook te blijven nadat het echtpaar [vennoten] uit de vennootschap was getreden. Dat [appellant 2] dit heeft gedaan omwille van fiscale - door de bank ingegeven - redenen, laat onverlet dat ook zij verantwoordelijk moet worden gehouden voor de schulden die met de exploitatie van de onderneming verband houden. Daar komt bij dat [appellant 2] volgens eigen verklaring wel zag dat het met haar echtgenoot niet goed ging - hij stond zichtbaar onder druk en leed daaronder - maar dat zij niet aan de bel heeft getrokken en/of heeft ingegrepen.