In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2013, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar werd verlengd. De terbeschikkinggestelde was eerder veroordeeld voor ernstige geweldsmisdrijven, waaronder een poging tot vleselijke gemeenschap met een minderjarige en het onrechtmatig ontnemen van vrijheid. Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van geweldsmisdrijven in de zin van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, en dat de mogelijkheid van verlenging na vier jaar voor de terbeschikkinggestelde in redelijkheid voorzienbaar was.
Tijdens de zitting op 20 juni 2013 heeft de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L. Jansen, zijn standpunt toegelicht. De raadsvrouw heeft betoogd dat de terbeschikkinggestelde zich in een uitzichtloze situatie bevindt, aangezien zijn terbeschikkingstelling al 21 jaar duurt zonder dat er behandelingsmogelijkheden zijn geboden. Zij heeft verzocht om een onderzoek in het Pieter Baan Centrum om te kijken naar mogelijkheden voor resocialisatie. Het openbaar ministerie heeft echter geconcludeerd dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk is, gezien het recidivegevaar en het gebrek aan motivatie voor gedragsverandering bij de terbeschikkinggestelde.
Het hof heeft het verzoek om onderzoek in het Pieter Baan Centrum afgewezen, omdat het hof voldoende informatie had om te oordelen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met de aanvulling dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 juli 2013.