ECLI:NL:GHARL:2013:6090

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
15 augustus 2013
Zaaknummer
P13-0205
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van terbeschikkingstelling en verlenging van de maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2013, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar werd verlengd. De terbeschikkinggestelde was eerder veroordeeld voor ernstige geweldsmisdrijven, waaronder een poging tot vleselijke gemeenschap met een minderjarige en het onrechtmatig ontnemen van vrijheid. Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van geweldsmisdrijven in de zin van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, en dat de mogelijkheid van verlenging na vier jaar voor de terbeschikkinggestelde in redelijkheid voorzienbaar was.

Tijdens de zitting op 20 juni 2013 heeft de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L. Jansen, zijn standpunt toegelicht. De raadsvrouw heeft betoogd dat de terbeschikkinggestelde zich in een uitzichtloze situatie bevindt, aangezien zijn terbeschikkingstelling al 21 jaar duurt zonder dat er behandelingsmogelijkheden zijn geboden. Zij heeft verzocht om een onderzoek in het Pieter Baan Centrum om te kijken naar mogelijkheden voor resocialisatie. Het openbaar ministerie heeft echter geconcludeerd dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk is, gezien het recidivegevaar en het gebrek aan motivatie voor gedragsverandering bij de terbeschikkinggestelde.

Het hof heeft het verzoek om onderzoek in het Pieter Baan Centrum afgewezen, omdat het hof voldoende informatie had om te oordelen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met de aanvulling dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 juli 2013.

Uitspraak

TBS P13/0205
Beslissing d.d. 4 juli 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2013, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het verlengingsadvies van de[GGZ-instelling] 12 december 2012;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 19 april 2013;
  • de aanvullende informatie van de [kliniek] van 11 juni 2013, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 23 januari 2013 tot en met 12 maart 2013.
Het hof heeft ter zitting van 20 juni 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr L. Jansen, advocaat te Amsterdam, en de advocaat generaal mr E.J. Julsing-Nijenhuis.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft voorop gesteld dat de terbeschikkinggestelde zich in een uitzichtloze situatie bevindt hetgeen hem zwaar valt. Zijn terbeschikkingstelling duurt al 21 jaar en in die tijd is er geen behandeling en geen verlof van de grond gekomen. Ook als personen moeilijk te behandelen zijn, zou het zoeken naar mogelijkheden voor resocialisatie voorop moeten blijven staan. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van dit hof van 2 juli 2007, waaruit is af te leiden dat gelet op artikel 5 EVRM op de overheid de plicht rust om nieuwe resocialisatiepogingen te doen, als die mogelijkheden er ook maar enigszins zijn. De terbeschikkinggestelde vindt dat hij onvoldoende kansen heeft gehad. Na overplaatsing zag hij regelmatig dezelfde behandelaars terug als waar hij in eerdere klinieken contact mee had gehad. Ook het feit dat Veldzicht op de lijst van klinieken staat die gaan sluiten, betekent voor de terbeschikkinggestelde een onduidelijk perspectief. De terbeschikkinggestelde wil toekomstperspectief en wenst daarom een onderzoek in het Pieter Baan Centrum teneinde na te laten gaan of er mogelijkheden zijn voor een herstart van de behandeling. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van dit hof van 6 juli 2010 (LJN:BN0531).
Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak dient te worden geschorst voor de duur van drie maanden teneinde het Pieter Baan Centrum de mogelijkheden voor een herstart van de behandeling van de terbeschikkinggestelde te laten onderzoeken. Subsidiair heeft zij verzocht om de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar zodat de voortgang van de behandeling nauwkeurig kan worden gevolgd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Gelet op de ernst van de stoornis, het feit dat het recidivegevaar bij een eventuele beëindiging van de terbeschikkingstelling als hoog wordt ingeschat en het gegeven dat de terbeschikkinggestelde nog veel zorg en begeleiding nodig heeft, is voortzetting van de maatregel geïndiceerd. Uit de informatie van de kliniek volgt dat er vooralsnog geen behandelingsmogelijkheden worden gezien en dat bij de terbeschikkinggestelde de motivering schijnt te ontbreken voor gedragsverandering. De advocaat-generaal ziet geen reden om de behandeling van de zaak aan te houden voor een onderzoek door het Pieter Baan Centrum. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Afwijzen verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek om de terbeschikkinggestelde op te laten nemen in het Pieter Baan Centrum voor nader onderzoek naar verdere behandel- en resocialisatiemogelijkheden wordt afgewezen, omdat het hof dit niet noodzakelijk acht.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Aanvulling van gronden
Het hof zal nu het vonnis waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd, is uitgesproken voor 15 januari 1994, zelf moeten vaststellen of de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (vgl: ECLI:NL:HR:2013:BY8434).
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde blijkens de bewezenverklaring en de kwalificatie bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 20 juni 1991 is veroordeeld ter zake van:
  • de voortgezette handeling van een poging tot vleselijke gemeenschap hebben met een meisje beneden de leeftijd van twaalf jaren; en
  • opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van geweldsmisdrijven in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, en dat derhalve niet kan worden gezegd dat de mogelijkheid van verlenging van de maatregel na vier jaren voor de terbeschikkinggestelde in redelijkheid niet voorzienbaar was.

Beslissing

Het hof:
Wijst af het verzoek tot onderzoek van de terbeschikkinggestelde in het Pieter Baan Centrum.
Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2013 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. A.R. van der Winkel en mr J.P. Bordes als raadsheren,
en drs. M.G.E. Tervoort en drs. T. van Iersel als raden,
in tegenwoordigheid van mr J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 4 juli 2013 in het openbaar uitgesproken.
Mr A.R. van der Winkel en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.