In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 5 februari 2013. De rechtbank had de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde afgewezen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat het niet kon instemmen met de grond dat de terbeschikkingstelling gemaximeerd zou zijn tot vier jaar. De terbeschikkinggestelde was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk brand stichten, wat als een geweldsmisdrijf wordt gekwalificeerd onder artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. Het hof oordeelde dat de mogelijkheid van verlenging van de maatregel na vier jaar voor de terbeschikkinggestelde in redelijkheid niet onvoorzienbaar was.
Tijdens de zitting op 30 mei 2013 werd de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, en de advocaat-generaal, mr. M.J.M. van der Mark. De kliniek adviseerde om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, gezien de kwetsbaarheid van de terbeschikkinggestelde en zijn behoefte aan begeleiding. Het openbaar ministerie concludeerde tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en tot verlenging van de maatregel met één jaar. De raadsman van de terbeschikkinggestelde betoogde dat de vordering van de officier van justitie moest worden afgewezen, omdat de terbeschikkingstelling gemaximeerd zou zijn.
Het hof oordeelde dat de terbeschikkingstelling niet langer noodzakelijk was voor de veiligheid van anderen, gezien de positieve ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde en de adequate begeleiding die hij ontving. Het hof heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen en de beslissing van de rechtbank vernietigd. De terbeschikkinggestelde kan nu verder met zijn leven, met de nodige ondersteuning.