In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2013. Het openbaar ministerie had beroep ingesteld tegen de afwijzing van de vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor een termijn van zes maanden. De betrokkene, geboren in 1990 en verblijvende in een jeugdinrichting, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A. Huibers. Tijdens de zitting op 20 juni 2013 zijn verschillende stukken besproken, waaronder adviezen van de jeugdinrichting en de reclassering. De jeugdinrichting adviseerde aanvankelijk de maatregel te verlengen, maar kwam later tot de conclusie dat intramuraal verblijf niet de oplossing zou zijn voor de problematiek van de jeugdige. De reclassering adviseerde ook om de maatregel niet te beëindigen, gezien de risico's van recidive en de noodzaak voor langdurige ambulante hulpverlening.
De raadsman van de jeugdige voerde aan dat de appelmemorie van de officier van justitie niet tijdig was ingediend, wat zou leiden tot een vormverzuim. Hij pleitte voor afwijzing van de vordering tot verlenging van de maatregel, vooral omdat de jeugdige inmiddels weer bij zijn zuster kon wonen en een studie en stage had. De advocaat-generaal verdedigde de late indiening van de appelmemorie en vroeg om verlenging van de maatregel met negen maanden, gezien de recente betrokkenheid van de jeugdige bij een nieuw strafbaar feit.
Het hof oordeelde dat, ondanks de termijnoverschrijding, de belangen van de jeugdige niet geschaad waren. Het hof besloot de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen met negen maanden, rekening houdend met de reeds verstreken tijd sinds de eerdere beslissing. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren van het hof.