ECLI:NL:GHARL:2013:5785

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
CR 200.126.091-01 30-7-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van de omgang tussen een vader en zijn minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder, appellante, had in eerste aanleg verzocht om een omgangsregeling te vernietigen die door de rechtbank was vastgesteld, waarin de vader eenmaal per maand onder begeleiding van het Omgangscentrum Drenthe omgang met de kinderen had. De moeder stelde dat de vader sinds april 2012 geen contact meer met de kinderen had gehad en dat hij geen verantwoordelijkheid nam. De vader, geïntimeerde, voerde aan dat hij zijn kinderen miste en dat het schadelijk zou zijn voor de kinderen om geen contact met hem te hebben.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de vader onvoldoende initiatieven had genomen om contact met de kinderen te herstellen en dat hij zich niet had aangemeld bij het Omgangscentrum. De vader had ook niet gereageerd op pogingen van de Raad voor de Kinderbescherming om contact met hem te krijgen. Het hof concludeerde dat het in het belang van de kinderen was dat zij konden vertrouwen op een omgangsregeling die daadwerkelijk zou worden nageleefd. Gezien de gedragingen van de vader in het verleden, achtte het hof het niet aannemelijk dat de vader een omgangsregeling zou naleven, wat de omgang onvoorspelbaar en onveilig zou maken voor de kinderen.

Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de omgangsregeling betrof en de vader het recht op omgang met de kinderen ontzegd. Het hof benadrukte dat een ontzegging van omgang tijdelijk is en dat beide ouders moeten werken aan het wegnemen van de gronden voor de ontzegging. De moeder werd aangespoord om de kinderen op neutrale wijze over hun vader te informeren en, indien nodig, hulpverlening in te schakelen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 juli 2013
Zaaknummer 200.126.091

HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden

Beschikking in de zaak van

[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen:
de moeder,
advocaat mr. K.L.M. Kremer, kantoorhoudende te 's Hertogenbosch,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de vader,
advocaat mr. N. Birrou, kantoorhoudende te Roermond

Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 6 maart 2013 (zaaknummer C/19/93810 / FA RK 12-1788) heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, - voor zover hier van belang - een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen [kind 1] (hierna te noemen [kind 1]), geboren [in 2010] en [kind 2] (hierna te noemen [kind 2]), geboren [in 2011], vastgesteld, inhoudende dat de vader eenmaal per maand onder begeleiding van het Omgangscentrum Drenthe te Emmen omgang met de kinderen heeft.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 1 mei 2013, heeft de moeder verzocht de beschikking van 6 maart 2013 te vernietigen voor zover het de tussen de vader en de kinderen vastgelegde omgangsregeling betreft en opnieuw beslissende te bepalen dat de vader de omgang met de kinderen wordt ontzegd, subsidiair te bepalen dat de vader eenmaal per maand onder begeleiding van een omgangscentrum/omgangshuis, dat zich in de buurt van de woonomgeving van de moeder en kinderen bevindt, omgang met de kinderen heeft.
Bij fax van 14 mei 2013 heeft mr. Birrou aangegeven ter zitting mondeling verweer te zullen voeren namens de vader.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
6 mei 2013 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), een brief met bijlagen van 7 mei 2013 en een journaalbericht met bijlage van 28 juni 2013 van mr. Kremer.
Ter zitting van 12 juli 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder en haar advocaat en de advocaat van de vader. De heer Ablet heeft als tolk in het Oeigoers voor de moeder opgetreden en is daartoe ter zitting van het hof beëdigd.

De beoordeling

De vaststaande feiten

1.
Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie tussen partijen zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. De vader heeft de kinderen erkend en partijen waren tot de datum van de bestreden beschikking van de rechtbank gezamenlijk met het gezag over de kinderen belast. De kinderen hebben hun vaste verblijfplaats bij de moeder.
2.
Op 11 juli 2012 heeft de moeder, die toen in [plaats] woonde, een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend waarin zij heeft verzocht het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen en haar te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen en te bepalen dat de vader eenmaal per maand onder toezicht van het Omgangscentrum Drenthe te Emmen contact heeft met de kinderen, althans een zodanige zorgregeling vast te stellen als door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
Voorts heeft de moeder de rechtbank verzocht te bepalen dat de vader met ingang van de datum van indiening van het verzoek een bedrag van € 250,- per kind per maand aan de moeder dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding. Namens de vader is ter zitting van de rechtbank verweer gevoerd.
3.
Bij tussenbeschikking van 9 januari 2013 heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. Daarnaast heeft de rechtbank de stukken in handen van de raad gesteld met het verzoek een spoedonderzoek te doen naar de bereidheid van de vader om deel te nemen aan een raadsonderzoek, waarna het onderzoek eventueel kan worden uitgebreid naar een onderzoek ten aanzien van de voorziening in het gezag en de mogelijkheden tot een contactregeling tussen de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de rechtbank daaromtrent te adviseren. Vervolgens heeft de rechtbank de zaak aangehouden.
4.
De raad heeft de rechtbank bij brief van 12 februari 2013 te kennen gegeven dat het na meerdere pogingen niet gelukt was om contact te krijgen met de vader zodat een raadsonderzoek niet mogelijk was.
5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, op het verzoek van de moeder beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De moeder heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld.
De wijziging van het verzoek
6.
Naar het oordeel van het hof is het verzoek van de moeder in eerste aanleg niet gewijzigd door de enkele mededeling van haar advocaat ter zitting van de rechtbank van 17 december 2012 dat de contactregeling aan de vader zou moeten worden ontzegd. Het gewijzigde verzoek tot ontzegging van de omgang met de kinderen aan de man, aan te merken als een vermeerdering van eis, is naar het oordeel van het hof dan ook pas bij het appelschrift gedaan.
Ingevolge artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met artikel 130 Rv, welke artikelen zijn geschreven voor de procedure in eerste aanleg en in artikel 362 Rv van overeenkomstige toepassing zijn verklaard voor de procedure in hoger beroep, is de moeder bevoegd om haar verzoek te vermeerderen. Aangezien niet is gebleken van bezwaren, zal het hof de eisvermeerdering toestaan.
De standpunten van partijen
7.
De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte een omgangsregeling tussen de kinderen en de vader heeft vastgesteld. Zij verzoekt thans de vader de omgang met de kinderen te ontzeggen. [kind 1] en [kind 2] hebben de vader volgens de moeder sinds 25 april 2012 niet meer gezien en de vader heeft vanaf die datum ook geen enkele interesse meer in de kinderen getoond. De vader onttrekt zich volgens de moeder aan elke verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn kinderen. Zo betaalt hij geen alimentatie, heeft hij volgens de moeder niet willen meewerken aan een raadsonderzoek en heeft hij geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om omgang met de kinderen op te starten via het Omgangscentrum in Emmen. De vader heeft zich hier nimmer aangemeld. De moeder is dan ook van mening dat de vader kennelijk ongeschikt of niet in staat is tot omgang.
Daarnaast zou omgang met de vader volgens de moeder ernstig nadeel opleveren voor de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen weten niet wie hun vader is en het zou volgens de moeder schadelijk voor de kinderen zijn indien de vader weer plotseling in hun leven verschijnt. Dit zal volgens haar tot spanningen bij de kinderen leiden en dit is niet in het belang van de kinderen.
8.
De vader stelt dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen. Hij stelt dat hij zijn kinderen erg mist en dat de kinderen op (lange) termijn last zullen krijgen van het feit dat zij hun vader niet zien. Voorts stelt de vader dat hij het Omgangscentrum in Emmen wel twee keer heeft gebeld, maar dat hij niet begrepen werd.
De overwegingen
9.
In het algemeen is het in het belang van een kind te achten dat het omgang heeft met de niet met het gezag belaste ouder. Dienovereenkomstig heeft de wetgever dan ook bepaald dat het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar hebben. Het verzoek kan slechts worden afgewezen, indien sprake is van een of meer van de in lid 3 van artikel 1:377a BW vermelde ontzeggingsgronden, waaronder
  • indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
  • indien de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
  • indien omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
10.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de vader nauwelijks tot geen initiatieven heeft genomen om de omgang met de kinderen op te starten of het contact met de kinderen te herstellen. De vader heeft al ruim een jaar geen contact meer met de vrouw en de kinderen en heeft zich nimmer aangemeld bij het Omgangscentrum. In 2012 is het de raad, ondanks herhaalde pogingen via de telefoon, de post en email (waarvan de advocaat van de man had gezegd dat de vader die dagelijks las), niet gelukt om in contact met de vader te raken zodat er geen raadsonderzoek kon worden gedaan. Nu de vader ook niet ter zitting van het hof en de zittingen in eerste aanleg is verschenen is het hof niet overtuigd geraakt van de motivatie en betrokkenheid van de vader om echt omgang met de kinderen te willen. Het hof is van oordeel dat in het belang van [kind 1] en [kind 2] is dat zij erop kunnen vertrouwen dat de omgang met de vader plaatsvindt op het moment dat er een omgangsregeling is vastgesteld. Het hof acht het op basis van de gedragingen van de vader in het verleden niet aannemelijk dat de kinderen (en de moeder) er op kunnen vertrouwen dat de vader een eventuele omgangsregeling daadwerkelijk zal naleven. De omgang wordt dan onvoorspelbaar en onveilig voor [kind 1] en [kind 2] en dit zal hun vertrouwen in volwassenen schaden en hun ontwikkeling schaden.
11.
Gelet op het bovenstaande moet naar het oordeel van het hof het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [kind 1] en [kind 2] onder de huidige omstandigheden in strijd worden geacht met hun zwaarwegende belangen. Het hof zal de vader de omgang met [kind 1] en [kind 2] daarom ontzeggen.
12.
Het hof merkt daarbij op dat een ontzegging van omgang tussen een ouder en een minderjarige een in tijd beperkt karakter heeft en dat het de taak van beide ouders is, waar mogelijk, de gronden voor een ontzegging van omgang weg te nemen. Het hof is van oordeel dat de ouders zich dienen te realiseren dat het volledig uitblijven van contact met hun vader [kind 1] en [kind 2] op termijn in hun ontwikkeling zal belemmeren. Het hof wijst de moeder erop dat het in het belang van de kinderen is dat zij hen op neutrale wijze informeert over hun vader. Mocht de moeder daar niet toe in staat zijn dan adviseert het hof haar hierbij hulpverlening in te schakelen zodat zij als ouder [kind 1] en [kind 2] adequaat kan begeleiden en ondersteunen.
Slotsom
13.
Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd voor zover het de omgangsregeling betreft. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover het de tussen de vader en de kinderen vastgelegde omgangsregeling betreft;
en opnieuw beslissende:
ontzegt de vader het recht op omgang met de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] ingaande per datum van deze beschikking;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, voorzitter,
G.M. van der Meer en G.K. Schipmölder en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2013 in bijzijn van de griffier.