ECLI:NL:GHARL:2013:5740

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
BK 12/00132, 12/00133
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over legesheffing door gemeente Haren met betrekking tot bouwvergunningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een gemeente, tegen de uitspraken van de rechtbank Groningen over de leges die zijn geheven voor het in behandeling nemen van bouwvergunningaanvragen. De gemeente Haren heeft leges gevorderd van belanghebbende voor twee aanvragen, waarbij de eerste aanslag € 48.693,00 en de tweede aanslag € 302.077,75 bedroeg. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de Heffingsambtenaar heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende tegen deze uitspraken eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de gemeente geen leges kan heffen, omdat de tarieven in de Tarieventabellen niet zodanig zijn vastgesteld dat de geraamde baten niet boven de geraamde lasten uitkomen. Het Hof oordeelt dat de gemeente leges kan heffen, omdat de werkzaamheden die door de gemeente worden verricht bij de behandeling van de aanvragen in hoofdzaak het individuele belang van de aanvrager dienen. Het Hof bevestigt de uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat de geraamde lasten ter zake van de leges niet zijn overschreden. De uitspraak is gedaan op 30 juli 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 12/00132 en 12/00133
uitspraakdatum: 30 juli 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraken van de rechtbank Groningen (hierna: de Rechtbank) van 3 april 2012, nr. AWB 10/1034 en AWB 10/1035, in de gedingen tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Haren(hierna: de Heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Van belanghebbende is bij nota van 20 augustus 2009, factuurnummer [0000000000], een bedrag van € 48.693,00 aan leges gevorderd (hierna: aanslag 1).
1.2
Van belanghebbende is bij nota van 2 juli 2009, factuurnummer [0000000001], een bedrag van € 302.077,75 aan leges gevorderd (hierna: aanslag 2).
1.3
Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 13 april 2010 heeft de Heffingsambtenaar de bezwaren in beide zaken ongegrond verklaard en de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft bij uitspraken van 3 april 2012 de beroepen ongegrond verklaard.
1.5
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op de zaken betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.7
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] en [B] namens belanghebbende alsmede mr. [C], [D] en [E] namens de Heffingsambtenaar.
1.8
Belanghebbende heeft voorafgaande aan de zitting van het Hof een pleitnota aan het Hof en aan de Heffingsambtenaar gezonden. De Heffingsambtenaar heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
1.9
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
In 2007 heeft belanghebbende een aanvraag van een 1e fase bouwvergunning voor het bouwen van een reinwaterreservoir op het perceel [a-straat] 4 te [L] ingediend. Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag heeft de Heffingsambtenaar aanslag 1 opgelegd. Bij brief van 14 augustus 2009, verzonden op 20 augustus 2009, heeft de Heffingsambtenaar aanslag 1 als volgt toegelicht:
“Het basisbedrag is gebaseerd op een stichtingskostenbedrag (…) van € 1.200.000
basisleges bouwvergunning € 42.600,00
leges welstand € 1.093,00
leges ontheffing€ 5.000,00
Totaal aan leges € 48.693,00
(…)”
2.2
In 2008 heeft de Heffingsambtenaar een aanvraag van een lichte bouwvergunning voor het oprichten van diverse pompgebouwen op het perceel [b-straat] 83 te [M] ingediend. Voor het inbehandeling nemen van deze aanvraag heeft de Heffingsambtenaar aanslag 2 opgelegd. Bij brief van 29 juni 2009, verzonden op 2 juli 2009, heeft de Heffingsambtenaar aanslag 2 als volgt toegelicht:
“Het basisbedrag is gebaseerd op een stichtingskostenbedrag (…) van € 8.250.000.
basisleges bouwvergunning € 299.475,00
leges welstand € 2.093,75
Statiegeld start bouw € 50,00
Statiegeld gereed bouw€ 50,00
Totaal aan leges € 302.077,75
2.3
In de uitspraak op bezwaar zijn voor respectievelijk de jaren 2007 en 2008 twee overzichten van de geraamde lasten en baten met kostendekkendheid van de verordening opgenomen:
“OVERZICHT GERAAMDE LASTEN EN BATEN 2007 M.B.T. LEGESVERORDENING
Bouwzaken 704.321
Uren t.b.v. diensten op afdeling 600.675
Kosten andere afdelingen, btw, oninbaarheid 88.136
Kapitaallasten 15.510
Burgerzaken 421.616
Uren t.b.v. diensten op afdeling 285.719
Kosten Rijk 51.452
Kosten andere afdelingen, btw, oninbaarheid 76.795
Kapitaallasten 7.650
Overige dienstverlening 96.356
Uren t.b.v. diensten op afdeling 77.150
Kosten andere afdelingen, btw, oninbaarheid 19.206
TOTAAL LASTEN LEGESVERORDENING 1.222.293
Legesopbrengsten bouwzaken 703.750 99,9%
Legesopbrengsten burgerzaken 235.655 55,9%
Legesopbrengsten overige dienstverlening 24.209 25,1%
TOTAAL BATEN LEGESVERORDENING 963.614
Percentage kostendekkendheid totaal 78,8%
“OVERZICHT GERAAMDE LASTEN EN BATEN 2008 M.B.T. LEGESVERORDENING
Bouwzaken 750.996
Uren t.b.v. diensten op afdeling 646.380
Kosten derden, btw, oninbaarheid 89.385
Kapitaallasten 15.231
Burgerzaken 495.334
Uren t.b.v. diensten op afdelingen 325.411
Kosten Rijk 78.987
Kosten derden, btw, oninbaarheid 83.286
Kapitaallasten 7.650
Overige dienstverlening 101.230
Uren t.b.v. diensten op afdeling 75.050
Kosten andere afdelingen, btw, oninbaarheid 26.180
TOTAAL LASTEN LEGESVERORDENING 1.347.560
Legesopbrengsten bouwzaken 815.885 108,6%
Legesopbrengsten burgerzaken 267.997 54,1%
Legesopbrengsten overige dienstverlening 25.793 25,5%
TOTAAL BATEN LEGESVERORDENING 1.109.675
Percentage kostendekkendheid totaal: 82,3%
2.4
Bij brief van 14 maart 2011 heeft de Heffingsambtenaar nadere specificaties van de geraamde baten van de leges en de geraamde lasten ter zake voor de jaren 2007 en 2008 aan de Rechtbank gezonden. De overzichten houden, samengevat, het volgende in:
Detailoverzicht begroting 2007
Producten Lasten Baten
Bouwzaken:
* 26510 Bouwzaken algemeen 223.210
* 26520 Schetsplannen 56.700
* 26530 Reguliere bouwvergunningen 371.630
* 26540 Lichte bouwvergunningen 62.100
* 26550 Sloopvergunningen 13.890
* 26560 Projecten Bouwzaken 23.800
* 26590 Baten Bouwzaken
8344302 Bouwzaken algemeen 4.750
8344303 Schetsplannen 2.000
8344304 Reguliere bouwvergunningen 666.000
8344305 Lichte bouwvergunningen 25.000
8344306 Sloopvergunningen 6.000
703.75
Correcties bouwzaken - 78.058
Bouwzaken totaal 673.272 703.750
Burgerzaken:
* 2810 Huwelijksvoltrekking/partnersch.registratie. 36.894
* 2820 Akten en uittreksels 13.625
* 2910 Persoonsregistraties (Gba) 220.118
* 2920 Persoonsdocumentatie 136.212
* 2960 Publiekzaken Algemeen 1.709
* 2990 Baten publiekzaken
8345401 Derden Gewi; Huwelijken 30.218
8345402 Derden Gewi; Akten/uittreksels 3.640
8235404 Derden Gewi;Persoonsdocumentaties 198.888
232.746
Correcties burgerzaken 13.058 2.909
Burgerzaken totaal 421.616 235.655
Overige dienstverlening:
* 4110 Vergunningen APV en bijzondere wetten 49.925
* 4770 Inritten 18.500
* 8210 Standplaatsen 800
* 17220 Kapvergunningen 16.150
* 24310 Handhaving en Toezicht reclame 11.115
* 25640 Aanlegvergunningen 5.950
* 26420 Woningbouw en Beheer 15.451
* 6420 Fiscaal gebied 29.960
* 6490 Baten parkeerbelasting 42.000
Correcties overige dienstverlening - 16.440 931
Overige dienstverlening totaal 131.411 75.383
Totaal lasten legesverordening 1.226.229
Totaal baten legesverordening 1.104.788
Percentage kostendekkendheid totaal: 82,8%
Detailoverzicht begroting 2008
Producten Lasten Baten
Bouwzaken:
* 26510 Bouwzaken algemeen 267.038
* 26520 Schetsplannen 56.700
* 26530 Reguliere bouwvergunningen 420.368
* 26540 Lichte bouwvergunningen 62.150
* 26550 Sloopvergunningen 13.909
* 26560 Projecten Bouwzaken 35.300
* 26590 Baten Bouwzaken
8344302 Bouwzaken algemeen 28.535
8344303 Schetsplannen 3.400
8344304 Reguliere bouwvergunningen 731.259
8344305 Lichte bouwvergunningen 42.500
8344306 Sloopvergunningen 10.200
815.885
Correcties bouwzaken - 104.469
Bouwzaken totaal 750.996 815.885
Burgerzaken:
* 2810 Huwelijksvoltrekking/partnersch.registr. 42.020
* 2820 Akten en uittreksels 14.617
* 2910 Persoonsregistraties (Gba) 250.089
* 2920 Persoonsdocumentatie 172.546
* 2960 Publiekzaken Algemeen 1.730
* 2990 Baten publiekzaken
8345401 Derden Gewi; Huwelijken 32.258
8345402 Derden Gewi; Akten/uittreksels 3.529
8235404 Derden Gewi;Persoonsdocumentaties 226.313
262.1
Correcties burgerzaken 14.332 5.897
Burgerzaken totaal 495.335 267.997
Overige dienstverlening:
* 4110 Vergunningen APV en bijzondere wetten 49.550
* 4770 Inritten 19.500
* 8210 Standplaatsen 800
* 17220 Kapvergunningen 19.150
* 24310 handhaving en Toezicht reclame 11.125
* 25460 Aanlegvergunningen 5.950
* 26420 Woningbouw en Beheer 15.398
* 6420 Fiscaal gebied 29.960
* Baten parkeerbelasting 42.525
Correcties overige dienstverlening - 15.200 1.719
Overige dienstverlening totaal 136.233 78.119
Totaal lasten legesverordening 1.382.563
Totaal baten legesverordening 1.162.001
Percentage kostendekkendheid totaal: 84,0%
2.5
In de procedure voor de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar bij brief van 2 september 2011 onder meer het volgende overzicht van het “subproduct 29.10 Persoonsregistraties (GBA) Burgerzaken” verstrekt.

Begroting 2007
Subproduct 29.10 Persoonsregistratie GBA
Activiteit uren per jaar bedrag
Mutaties, mailing en controle in GBA 884 € 61.880
Selecties maken uit GBA 208 € 14.560
Aanmeldingen uit het buitenland
verwerken in GBA 208 € 14.560
4. Archiefonderzoek 260 € 18.200
5. Applicatiebeheer GBA 286 € 20.020
6. Uittreksels uit GBA halen 110 € 7.700
7. Vestigingen en binnenverhuizingen
verwerken in GBA 68 € 4.760
8. Controle persoonslijsten (PL-en) in GBA
450 € 31.500
Totaal 2.474 € 173.180
(…)
Verder zijn ten laste van dit product kosten begroot in verband met. de kosten [F] GBA (€ 29.378), toelevering afdeling Systemen en Informatie (€ 16.450) en kosten T&T online raadplegen (€ 1.110), samen € 46.938. De totale begroting op het subproduct 29.10 “Persoonsregistratie GBA” is € 220.118 (€ 173.180 + € 46.938).”
2.6
In de bijlagen 1 en 2 bij de verweerschriften in hoger beroep heeft de Heffingsambtenaar overzichten van de overheadkosten in 2007 en 2008 overgelegd. Deze overzichten heeft hij als volgt samengevat:

Overzicht meegenomen overhead in de legeskosten van 2007
Hieronder is de kostenverdeling van de uren uit de begroting 2007 weergegeven. Tevens zijn de kosten van alle direct toegerekende uren aan de leges berekend.
Totale kostenbegroting van alle uren 10.829.635
Totale Urenkosten leges 963.460
Totale overheadkosten 4.355.828
Overhead toegerekend aan leges 387.517
De breuk van toerekenen is dus 963.460/10.829.635 maal de totale overheadkosten. Hiermee komt het bedrag van de overhead die toegerekend is aan de leges op € 387.517. Hieronder is in een tabel aangegeven welke producten in de overheadberekening zitten en voor welk bedrag deze zijn meegenomen.
Producten Totaalbedrag Overhead Overhead mee-
genomen in leges
Administratieve Organisatie 32.154 2.861
Bestel- en personenauto’s 145.805 12.972
Betalingsverkeer en Invorderingen 187.420 16.674
CMD Programmatuur 44.337 3.944
Concernmanagement 127.365 11.331
Facilitaire voorzieningen 700.911 62.357
Gebouwen Beheer 46.400 4.128
Informatie 218.744 19.461
Materieel zonder tijdsregistratie 142.593 12.686
Personeelsbeleid 465.503 41.414
Primaire Arbeidsvoorwaarden 755.395 67.204
Registratie van Financiële e.a.g 289.897 25.791
Secundaire Arbeidsvoorwaarden 122.200 10.872
Systemen 750.089 66.732
Tekstverwerking 181.067 16.109
Treasury 5.950 529
Verzekeringen en aansprakelijkheid 13.300 1.183
[c-straat] 9A
126.698 11.272
4.355.828 387.517”

Overzicht meegenomen overhead in de legeskosten van 2008
Hieronder is de kostenverdeling van de uren uit de begroting 2008 weergegeven. Tevens zijn de kosten van alle direct toegerekende uren aan de leges berekend.
Totale kostenbegroting van alle uren 11.235.600
Totale Urenkosten leges 1.157.354
Totale overheadkosten 4.053.457
Overhead toegerekend aan leges 417.538
De breuk van toerekenen is dus 1.157.354/11.235.600 maal de totale overheadkosten. Hiermee komt het bedrag van de overhead die toegerekend is aan de leges op € 417.538. Hieronder is in een tabel aangegeven welke producten in de overheadberekening zitten en voor welk bedrag deze zijn meegenomen.
Producten Totaalbedrag Overhead Overhead mee-
genomen in leges
Administratieve Organisatie 31.161 3.210
Bestel- en personenauto’s 243.192 25.051
Betalingsverkeer en Invorderingen 206.030 21.223
CMD Programmatuur 55.356 5.702
Concernmanagement 145.993 15.038
Facilitaire voorzieningen 755.830 77.856
Gebouwen Beheer 47.140 4.856
Informatie 237.789 24.494
Materieel zonder tijdsregistratie 123.203 12.691
Personeelsbeleid 490.142 50.488
Primaire Arbeidsvoorwaarden 273.308 28.153
Registratie van Financiële e.a. g 287.863 29.652
Secundaire Arbeidsvoorwaarden 97.485 10.042
Systemen 711.919 73.333
Tekstverwerking 156.827 16.154
Treasury 5.950 613
Verzekeringen en aansprakelijkheid 13.300 1.370
[c-straat] 9A
170.969 17.611
4.053.457 417.538”

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of
1e. de gemeente ter zake van het in behandeling van de onder 2.1 en 2.2 genoemde aanvragen leges kan heffen;
2e. aan de tarieven, opgenomen in de Tarieventabellen 2007 en 2008 (hierna: de Tarieventabellen) behorende bij de Legesverordening verbindende kracht moet worden ontzegd omdat de tarieven niet zodanig zijn vastgesteld dat de geraamde baten van de leges niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.
3.2
Belanghebbende beantwoordt de eerste in geschil zijnde vraag ontkennend en de tweede in geschil zijnde vraag bevestigend. Zij concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslagen.
3.3
De Heffingsambtenaar beantwoordt de eerste in geschil zijnde vraag bevestigend en de tweede in geschil zijnde vraag ontkennend. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Op 20 december 1999 heeft de raad van de gemeente Haren (hierna: de Raad) de ‘Verordening op de heffing en invordering van leges 2000’ (hierna: de Legesverordening) vastgesteld. De bij de Legesverordening behorende Tarieventabel 2007 en Tarieventabel 2008 zijn door de Raad op respectievelijk 27 november 2006 en 26 november 2007 vastgesteld.
4.2
Artikel 2 van de Legesverordening luidt:
“Onder de naam “leges” worden rechten geheven terzake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel”.
4.3
Artikel 5, lid 1, van de Legesverordening luidt:
“1. De Leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.”
4.4
In Hoofdstuk 5, Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, van de Tarieventabel 2007 is onder meer bepaald:

2 Bouwvergunningen
5.2.
het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van:
(…)
5.2.2
een aanvraag tot het verkrijgen van een lichte bouwvergunning als bedoeld in artikel 1 eerste lid onderdeel q van de Woningwet (…) 3,55% van de bouwsom met een minimum van € 85,-;
5.2.3
een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Woningwet (…) 3,55% van de bouwsom met een minimum van € 85,-
5.2.4
een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning 1e fase, als bedoeld in artikel 56a, tweede lid, onderdeel p, van de Woningwet (…) 3,55% van de bouwsom met een minimum van € 85,-.”
4.5
In Hoofdstuk 5, Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, van de Tarieventabel 2008 is onder meer bepaald:

2 Bouwvergunningen
5.3.
het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van:
(…)
5.2.2
een aanvraag tot het verkrijgen van een lichte bouwvergunning als bedoeld in artikel 1 eerste lid onderdeel q van de Woningwet (…) 3,63% van de bouwsom met een minimum van € 86,91;
5.2.3
een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Woningwet (…) 3,63% van de bouwsom met een minimum van € 86,91
5.2.4
een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning 1e fase, als bedoeld in artikel 56a, tweede lid, onderdeel p, van de Woningwet (…) 3,63% van de bouwsom met een minimum van € 86,91.”
4.6
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de gemeente geen leges kan heffen ter zake van het in behandeling nemen van de onder 2.1 en 2.2 genoemde aanvragen. Ter onderbouwing van dit standpunt voert belanghebbende het volgende aan. Gelet op het bepaalde in de Waterleidingwet en de Drinkwaterwet is drinkwatervoorziening een publieke taak. De onder 2.1 en 2.2 genoemde aanvragen zijn gedaan in het kader van deze publieke taak. Om te voldoen aan het bepaalde in de Waterleidingwet en de Drinkwaterwet moeten specifieke bouwwerken worden gerealiseerd. De bouwwerken waarop de onder 2.1 en 2.2 genoemde aanvragen betrekking hebben, dienen in overheersende mate het publieke belang. Derhalve houden de werkzaamheden van de gemeente ter zake waarvan van belanghebbende leges zijn geheven, niet rechtstreeks en in overheersende mate verband met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.
4.7
Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen de in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde rechten, waaronder de leges, uitsluitend worden geheven voor door de gemeente verrichte werkzaamheden die rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Daarvan is in elk geval geen sprake indien de door de gemeente verrichte werkzaamheden eerst en vooral het publieke belang dienen. Het gaat bij de toepassing van dit criterium om de vraag welke belangen de gemeente in welke mate met de door haar verrichte werkzaamheden dient. Anders dan belanghebbende stelt, zijn daarbij de belangen die worden gediend met de werkzaamheden van de aanvrager van de dienstverlening niet relevant. De werkzaamheden die door de gemeente bij de behandeling en beoordeling van aanvragen van bouwvergunningen worden verricht, bestaan, naar de Heffingsambtenaar onbetwist heeft gesteld, uit de toetsing van de bouwwerken waarop de aanvragen betrekking hebben, aan de planologische en bouwtechnische regels. Het Hof is van oordeel dat het algemeen belang bij deze toetsing is gebaat. Dat neemt naar het oordeel van het Hof niet weg dat de behandeling en de beoordeling van een aanvraag van een bouwvergunning eerst en vooral het individuele belang van de aanvrager dienen, die immers zonder de aangevraagde vergunning het bouwwerk, op de bouw waarvan de aanvraag betrekking heeft, niet kan realiseren.
4.8
Gelet op wat onder 4.6 en 4.7 is overwogen beantwoordt het Hof de eerste in geschil zijnde vraag bevestigend.
4.9.
In HR 24 april 2009, nr. 07/12961, LJN BI1968, gelezen in samenhang met HR 6 januari 2012, nr. 10/03677, LJN BR0689, formuleert de Hoge Raad vuistregels voor de beoordeling van geschillen over de toepassing van het bepaalde in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet (hierna: de opbrengstlimiet). Deze vuistregels houden het volgende in.
4.1
Een geschil over overschrijding van de opbrengstlimiet wordt procesrechtelijk hierdoor gekenmerkt dat niet de belanghebbende die het geschilpunt opwerpt, maar de heffingsambtenaar de partij is die beschikt over de gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van dat geschilpunt. Die omstandigheid leidt tot de hierna onder 4.11 en 4.12 omschreven (verzwaarde) eisen aan de motivering die de heffingsambtenaar geeft voor zijn betwisting dat de opbrengstlimiet is overschreden.
4.11
Indien een belanghebbende aan de orde stelt of de geraamde baten de geraamde 'lasten ter zake' hebben overschreden, dient de heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Dat inzicht kan verschaft worden op basis van de gemeentelijke begroting, maar ook op basis van andere gegevens, waaronder gegevens die (nog) niet bekend zijn ten tijde van de vaststelling van de verordening. Daarbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat het wel moet gaan om gegevens die zijn terug te voeren op baten en lasten die in de gemeentebegroting zijn opgenomen. Gelet op dit uitgangspunt gaat het om de vraag of de toerekening van de kosten aan belaste diensten niet in strijd komt met de voor de gemeente geldende comptabiliteitsvoorschriften.
4.12
Indien de belanghebbende ten aanzien van één of meer posten in de raming in twijfel trekt of de post kan worden aangemerkt als een 'last ter zake', dient de heffingsambtenaar nadere inlichtingen over deze post(en) te verstrekken, teneinde - naar vermogen - deze twijfel weg te nemen.
4.13
Indien de belanghebbende niet stelt dat de in deze inlichtingen begrepen feitelijke gegevens onjuist zijn, heeft de rechter slechts de rechtsvraag te beantwoorden of, uitgaande van die feiten, de desbetreffende post kan worden aangemerkt als een 'last ter zake'. Bij ontkennende beantwoording van die vraag dient hij te beoordelen of daardoor de opbrengstlimiet is overschreden.
4.14
Indien de belanghebbende wél stelt dat die feitelijke gegevens onjuist zijn, draagt de belanghebbende de bewijslast van zijn stelling dat de door de heffingsambtenaar verschafte feitelijke gegevens onjuist zijn, omdat die onjuistheid een voorwaarde is voor het intreden van het rechtsgevolg dat hij inroept (onverbindendheid van de verordening). Na bewijslevering dient de rechter, uitgaande van de feiten die hij bewezen acht, de rechtsvraag te beantwoorden of de desbetreffende post kan worden aangemerkt als een 'last ter zake', en in het licht daarvan te beoordelen of de opbrengstlimiet is overschreden.
4.15
Naar het oordeel van het Hof zijn de onder 4.10 tot en met 4.14 vermelde vuistregels eveneens van toepassing indien de belanghebbende in twijfel trekt dat de door de heffingsambtenaar verschafte raming van de baten volledig is omdat daarin één of meer baten niet of niet volledig in aanmerking zijn genomen.
4.16
Onder ‘lasten ter zake’ dienen naar het oordeel van het Hof te worden verstaan op de gemeente drukkende lasten die voortvloeien uit de verlening van belaste diensten of daarmee meer dan zijdelings verband houden. Kostenposten die niet of slechts zijdelings verband houden met belaste diensten, omdat zij nagenoeg geheel andere doeleinden dienen, kunnen dus niet door heffing van rechten (hier: van leges) worden verhaald (vgl. HR 31 maart 1999, nr. 33427, LJN AA2720). Kostenposten hangen slechts zijdelings met belaste diensten samen indien zij daarmee voor minder dan 10% samenhangen (vgl. HR 4 juni 2010, nr. 08/00313 en 08/00314, LJN BL0990 en LJN BL1015).
4.17
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 229b van de Gemeentewet volgt ondubbelzinnig dat de wetgever heeft bedoeld dat de opbrengstlimiet wordt toegepast op het totaal van de geraamde baten van de rechten die in een verordening zijn geregeld en het totaal van de geraamde lasten die de werkzaamheden meebrengen waarvoor deze rechten geheven worden. Daarbij gaat het dus niet om de kostendekking per dienst of groep van diensten, maar om de kostendekking van alle in de verordening opgenomen diensten (vgl. HR 4 februari 2005, nr. 38860, LJN AP1951).
4.18
Wel dient de gemeente, die ervoor kiest in één verordening tarieven voor verschillende (groepen van) diensten op te nemen, op controleerbare wijze vast te leggen welke uitgaven zij in welke mate door heffing van elk van de tarieven beoogt te dekken (vgl. HR 31 maart 1999, nr. 33427, LJN AA2720). Deze controleerbare vastlegging dient met name om toetsing van een bepaalde heffing aan algemene rechtsbeginselen mogelijk te maken. Voor de toetsing aan de opbrengstlimiet heeft zij geen betekenis (vgl. HR 4 februari 2005, nr. 38860, LJN AP1951).
4.19
Belanghebbende heeft gesteld dat de geraamde baten van de op basis van de Legesverordening en de Tarieventabellen geheven leges de geraamde 'lasten ter zake' hebben overschreden. Derhalve dient de Heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.
4.2
In de uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de onder 2.3 opgenomen informatie over de geraamde baten van de leges en de geraamde lasten ter zake voor de jaren 2007 en 2008 verstrekt. Deze informatie heeft de Heffingsambtenaar nadien aangevuld met (onder meer) de onder 2.4 samengevatte nadere specificaties van de geraamde baten en de geraamde lasten ter zake voor de jaren 2007 en 2008, het onder 2.5 opgenomen overzicht van het ‘subproduct Persoonsregistraties (GBA) Burgerzaken” en overzichten van de overheadkosten in 2007 en 2008, waarvan de samenvattingen onder 2.6 zijn opgenomen. Tezamen geven deze gegevens naar het oordeel van het Hof voldoende inzicht in de geraamde baten van de leges en de geraamde lasten ter zake voor de jaren 2007 en 2008. Dat de gegevens (nog) niet in de door de Heffingsambtenaar in de procedure overgelegde vorm bestonden ten tijde van de vaststelling van de tarieven van de leges voor de jaren 2007 en 2008 is, gelet op hetgeen de Hoge Raad dienaangaande overweegt in het onder 4.9 genoemde arrest HR 6 januari 2012, nr.10/03677, LJN BR0689, niet van belang.
4.21
De Heffingsambtenaar heeft gesteld dat de onder 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6 genoemde en de overigens door hem verstrekte gegevens zijn terug te voeren op baten en lasten die in de gemeentebegroting zijn opgenomen. Naast hetgeen de Heffingsambtenaar ter onderbouwing van deze stelling in de van hem afkomstige stukken heeft aangevoerd, heeft hij ter zitting van het Hof, ter toelichting op de door hem overgelegde en voorgedragen pleitnota, een beschrijving gegeven van de gang van zaken bij de vaststelling van de gemeentebegroting en van de tarieven van (onder meer) de leges. Deze gang van zaken is – samengevat - als volgt.
De begrotingen van eerdere jaren, alsmede de uitwerking en de uitvoering daarvan, leveren informatie op die de basis vormt van een meerjarenraming (‘vijfjarenbegroting’). In de voorjaarsnota worden daaraan beleidsaccenten toegevoegd. Zo ontstaat de primaire begroting. Deze wordt ook wel beleidsbegroting of programmabegroting genoemd. Het gaat om een begroting op hoofdlijnen; zij bevat geen gedetailleerde gegevens over de geraamde opbrengsten van de leges en de ‘lasten ter zake’. Op basis van de primaire begroting wordt in het najaar een (meer gedetailleerde) beheersbegroting opgesteld. De begroting en de tarieven van – onder meer – de leges van een bepaald begrotingsjaar worden aan het einde van het voorafgaande jaar door de gemeenteraad vastgesteld. Er wordt vier maal stilgestaan bij de (uitvoering van de) begroting: bij de voorjaarsnota, bij de bestuursrapportages in juni en in september en bij het jaarverslag. In de loop van het begrotingsjaar begint dezelfde cyclus voor het volgende begrotingsjaar. De gemeenteraad is in een continu proces voortdurend betrokken bij de totstandkoming en de uitvoering van de opeenvolgende jaarlijkse begrotingen. De primaire begroting en de beheersbegroting kunnen niet los van elkaar worden gezien; de beheersbegroting is een uitwerking van de primaire begroting. De (cijfermatige) gegevens die de Heffingsambtenaar heeft overgelegd zijn terug te voeren op de primaire begroting omdat alle detailleringen plaatsvinden op basis van deze begroting.
Daarnaar gevraagd heeft belanghebbende niet betwist dat de gang van zaken bij de vaststelling van de gemeentebegroting en van de tarieven van (onder meer) de leges is zoals de Heffingsambtenaar deze heeft beschreven.
4.22
Gelet op wat onder 4.21 is overwogen, alsmede op de voor de gemeente geldende, in artikel 186 van de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten,
Staatsblad2003,27, opgenomen comptabiliteitsvoorschriften, is het Hof van oordeel dat de gegevens die de Heffingsambtenaar heeft verstrekt om inzage te geven in de ramingen van de baten van de leges en de ‘lasten ter zake’, zijn terug te voeren op baten en lasten die in de gemeentebegroting zijn opgenomen.
4.23
Belanghebbende trekt ten aanzien van een aantal, hierna onder 4.26 en 4.27 genoemde kosten en opbrengsten in de ramingen in twijfel of deze kosten kunnen worden aangemerkt als 'lasten ter zake', onderscheidenlijk of deze opbrengsten (volledig) in aanmerking zijn genomen. Derhalve dient de Heffingsambtenaar nadere inlichtingen over deze kosten en opbrengsten te verstrekken, teneinde - naar vermogen - de twijfel van belanghebbende daarover weg te nemen. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.
4.24
Het Hof stelt voorop dat het – naar vermogen - wegnemen van twijfel over bepaalde geraamde kosten en geraamde opbrengsten iets anders is dan het aannemelijk maken dat de desbetreffende kosten en opbrengsten tot de juiste bedragen zijn geraamd. Met de onder 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6 genoemde gegevens en hetgeen de Heffingsambtenaar in de van hem afkomstige stukken overigens aan inlichtingen inzake de door belanghebbende in twijfel getrokken kosten en opbrengsten heeft verstrekt, heeft de Heffingsambtenaar naar het oordeel van het Hof gedaan wat in zijn vermogen lag om de twijfel van belanghebbende over de door haar genoemde kosten en opbrengsten weg te nemen. Anders dan belanghebbende stelt behoefde de Heffingsambtenaar voor dit doel niet (tevens) andere of uitgebreidere inlichtingen te verstrekken dan hij heeft verstrekt.
4.25
Belanghebbende heeft niet gesteld dat de in de inlichtingen van de Heffingsambtenaar begrepen feitelijke gegevens onjuist zijn. Dit brengt, gelet op hetgeen onder 4.13 is overwogen, mee dat het Hof, uitgaande van de door de Heffingsambtenaar verstrekte feitelijke gegevens, de rechtsvraag dient te beantwoorden of de desbetreffende kosten voor de toepassing van de opbrengstlimiet kunnen worden aangemerkt als 'lasten ter zake' alsmede of de desbetreffende baten bij de ramingen (volledig) in aanmerking zijn genomen. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.
4.26
Belanghebbende stelt dat een aantal kosten bij de raming van de ‘lasten ter zake’ ten onrechte in aanmerking is genomen omdat de werkzaamheden van de gemeente waarop deze kosten betrekking hebben, geen diensten in de zin van artikel 229, lid 1, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet zijn en/of geheel of ten dele geen verband of niet meer dan zijdelings verband houden met diensten ter zake waarvan de gemeente leges heft. Het betreft:
a alle kosten die verband houden met de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (hierna: de GBA);
b indien het Hof het standpunt onder a. verwerpt: alle kosten als bedoeld onder a. met uitzondering van de kosten die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan het verstrekken van uittreksels uit de GBA;
c indien het Hof ook standpunt onder b. verwerpt:
  • de kosten van mutaties, mailing en controle in GBA;
  • de kosten van het verwerken vestigingen en binnenverhuizingen in GBA;
  • de kosten van controle en persoonslijsten in GBA;
  • de kosten van applicatiebeheer GBA;
d de kosten rijbewijzen;
  • de kosten reisdocumenten;
  • de kosten vrijstellingen;
  • de kosten gemeentewinkel;
e alle kosten verband houdende met bouwvergunningen;
f indien het Hof het standpunt onder l. verwerpt:
  • de kosten van de werkzaamheden die de gemeente maakt in verband met het vergunningvrij bouwen;
  • de kosten Bouwzaken algemeen;
  • de kosten directie;
g alle overheadkosten en meer in het bijzonder:
  • de kosten administratieve organisatie;
  • de kosten bestel- en personenauto’s;
  • de kosten CMD-progammatuur;
  • de kosten concernmanagement;
  • de kosten informatie;
  • de kosten materieel zonder tijdsregistratie;
  • de kosten personeelsbeleid;
  • de kosten registratie Financiële e.a.g.;
  • de kosten systemen;
  • de kosten treasury;
  • de kosten [c-straat] 9A.
4.27
Belanghebbende stelt voorts dat bij de raming van de opbrengsten van de leges ten onrechte niet of tot een te laag bedrag in aanmerking zijn genomen:
- de opbrengsten ter zake van het verstrekken van uittreksels uit de GBA;
  • de opbrengsten van de ter zake van archief onderzoek GBA in rekening gebrachte leges;
  • de opbrengsten uittreksels akten Burgerlijke stand;
  • de opbrengsten verstrekking rijbewijzen;
  • de opbrengsten bouwleges.
4.28
De Heffingsambtenaar heeft de onder 4.26 en 4.27 genoemde stellingen van belanghebbende gemotiveerd betwist.
4.29
Aangaande de onder 4.26 en 4.27 vermelde standpunten van belanghebbende en de betwisting daarvan door de Heffingsambtenaar overweegt het Hof het volgende.
4.3
Belanghebbende neemt met betrekking tot de kosten die verband houden met de GBA het standpunt in dat de werkzaamheden van de gemeente waarop deze kosten betrekking hebben, niet rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Derhalve kunnen, aldus belanghebbende, deze kosten niet als ‘lasten ter zake’ in aanmerking worden genomen. Indien het Hof deze stelling verwerpt, dient de toerekening van kosten die verband houden met de GBA volgens belanghebbende beperkt te worden tot de kosten die direct samenhangen met de verstrekking van uittreksels uit de GBA.
4.31
Het Hof stelt voorop dat de vraag of de werkzaamheden rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang slechts relevant is indien ter zake van de dienstverlening leges worden geheven (hierna: belaste diensten). De belaste diensten waar het hier om gaat zijn in de eerste plaats de in Hoofdstuk 4, Verstrekkingen uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, van de Tarieventabellen genoemde diensten. Naar het oordeel van het Hof worden de hier bedoelde belaste diensten ten behoeve van de individualiseerbare belangen van de aanvragers van de diensten verleend. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat het behandelen van een aanvraag van een verstrekking uit de GBA eerst en vooral het belang van de aanvrager dient. Vervolgens rijst de vraag of de werkzaamheden van de GBA rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met deze diensten. Het Hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Anders dan belanghebbende betoogt zijn alle werkzaamheden die de gemeente verricht om de GBA in stand te houden en te verbeteren, noodzakelijk om de verlening van de hier bedoelde diensten mogelijk te maken. Zonder een goed functionerende GBA kunnen deze diensten immers niet worden verleend.
Gelet op het vorengaande verwerpt het Hof de onder 4.26, ad a en ad b, vermelde standpunten van belanghebbende.
4.32
Met betrekking tot de kosten van mutaties, mailing en controle in de GBA, de kosten van het verwerken vestigingen en binnenverhuizingen in de GBA, de kosten van controle en persoonslijsten in de GBA en de kosten van applicatiebeheer GBA neemt belanghebbende het standpunt in dat deze kosten geheel of ten dele geen verband of niet meer dan zijdelings verband houden met diensten ter zake waarvan leges (kunnen) worden geheven. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende. Een kostenpost kan, naar hiervoor onder 4.16 is overwogen, slechts dan niet als 'last ter zake' worden aangemerkt, indien deze geheel of nagenoeg geheel andere doeleinden dient. Dit betekent dat, naast de directe kosten, ook indirecte kosten als 'last ter zake' mogen worden aangemerkt. De door de Hoge Raad geformuleerde vuistregel dat kosten slechts zijdelings met belaste diensten samenhangen indien zij daarmee voor minder dan 10% samenhangen, mag naar het oordeel van het Hof niet zo worden uitgelegd dat kostenposten die voor meer dan 10% met belaste diensten samenhangen, slechts naar de mate van hun samenhang met belaste diensten aan die diensten kunnen worden toegerekend. In beginsel staat het de gemeentelijke wetgever vrij om de tarieven zo vast te stellen dat kosten die voor meer dan 10% met belaste diensten samenhangen, voor een gedeelte dat groter is dan overeenkomt met de mate van hun samenhang met belaste diensten door legesheffing worden verhaald. Dit is slechts anders indien het verschil tussen enerzijds het gedeelte van de meer dan zijdelings met belaste diensten samenhangende kosten dat door legesheffing wordt verhaald en anderzijds de mate van samenhang van deze kosten met belaste diensten, zo groot is dat dit noopt tot het oordeel dat sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid aan gemeenten om voor het genot van diensten rechten (hier: leges) te heffen, niet op het oog kan hebben gehad. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met hetgeen zij heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Heffingsambtenaar, niet aannemelijk gemaakt dat de hier aan de orde zijnde kosten niet of slechts zijdelings verband houden met belaste diensten en evenmin dat de mate waarin de meer dan zijdelings met belaste dienstens samenhangende kosten door legesheffing worden verhaald leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing in de zo-even bedoelde zin.
Mitsdien verwerpt het Hof het onder 4.26, ad c, vermelde standpunt van belanghebbende.
4.33
Ook met betrekking tot de kosten rijbewijzen, de kosten reisdocumenten, de kosten vrijstellingen en de kosten gemeentewinkel neemt belanghebbende het standpunt in dat deze kosten geheel of ten dele geen verband of niet meer dan zijdelings verband houden met diensten ter zake waarvan leges (kunnen) worden geheven. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.
Wat betreft de kosten rijbewijzen, de kosten reisdocumenten (met uitzondering van de hierna te behandelen kosten die verband houden met het verstrekken van identiteitskaarten) en de kosten gemeentewinkel heeft belanghebbende met hetgeen zij heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Heffingsambtenaar, niet aannemelijk gemaakt dat deze kosten niet of slechts zijdelings verband houden met belaste diensten en evenmin dat de mate waarin de meer dan zijdelings met belaste dienstens samenhangende kosten door legesheffing worden verhaald leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid om voor het genot van diensten rechten (hier: leges) te heffen, niet op het ook kan hebben gehad. Het Hof verwijst voor de motivering van dit oordeel naar hetgeen onder 4.32 is overwogen.
Belanghebbende betoogt terecht dat kosten die verband houden met het verstrekken van identiteitskaarten gelet op het arrest van de Hoge Raad van 9 september 2011, nr. 10/04967, LJN BQ4105, niet door legesheffing kunnen worden verhaald. Hieraan doet, anders dan de Heffingsambtenaar betoogt, niet af dat de gemeentelijke wetgever (de gemeenteraad) ten tijde van het vaststellen van de Tarieventabellen 2007 en 2008 nog geen kennis kon hebben van dit arrest zodat het hem toen in redelijkheid niet duidelijk kon zijn geweest dat de kosten die verband houden met het verstrekken van identiteitskaarten geen lasten ter zake van belaste diensten zijn. De Heffingsambtenaar heeft gesteld en het Hof acht aannemelijk dat de geraamde kosten die verband houden met het verstrekken van identiteitskaarten voor 2007 en voor 2008 € 14.560 (208 uur à € 70 per uur) bedragen. Bij de beantwoording van de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden dient dit bedrag niet tot de ‘lasten ter zake’ te worden gerekend.
Partijen zijn eenparig van mening dat kosten die verband houden met de vrijstellingen van aanvragen omtrent het inkomen of vermogen niet door middel van legesheffing mogen worden verhaald. Belanghebbende stelt dat niet is uit te sluiten dat de hier bedoelde kosten toch aan met leges belaste diensten zijn toegerekend. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende deze, door de Heffingsambtenaar betwiste, stelling niet aannemelijk gemaakt.
Gelet op het vorenstaande verwerpt het Hof het onder 4.26, ad d, vermelde standpunt van belanghebbende, met uitzondering van haar standpunt inzake de kosten die verband houden met het verstrekken van identiteitskaarten.
4.34
Naar volgt uit wat onder 4.7 is overwogen, is het Hof van oordeel dat de werkzaamheden van de gemeente, bestaande uit de behandeling en beoordeling van aanvragen van bouwvergunningen, rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Derhalve kan de gemeente de kosten van deze werkzaamheden als ‘lasten ter zake’ in aanmerking nemen. Noch in de tekst van de Gemeentewet, noch in de parlementaire behandeling daarvan, kan een aanknopingspunt worden gevonden voor de opvatting dat de wetgever alleen het oog zou hebben gehad op heffing van leges van geringe betekenis en niet op een retributie als de onderhavige welke wordt geheven ter zake van de diensten als genoemd in Hoofdstuk 5, Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, van de Tarieventabellen. Met de term ‘leges’ worden niet slechts heffingen aangeduid die gericht zijn op het verhalen van de kosten van de administratieve handelingen die rechtstreeks verband houden met de vergunningverlening, maar ook heffingen die op vergoeding van de zo-even genoemde diensten zijn gericht (vgl. HR 1 juli 1969, nr. 16165, BNB 1969/185).
Gelet op het vorengaande verwerpt het Hof het onder 4.26, ad e, vermelde standpunt van belanghebbende.
4.35
Met betrekking tot de kosten van de werkzaamheden die de gemeente maakt in verband met het vergunningvrij bouwen, de kosten Bouwzaken algemeen en de kosten Directie neemt belanghebbende het standpunt in dat deze kosten geheel of ten dele geen verband of niet meer dan zijdelings verband houden met diensten ter zake waarvan leges (kunnen) worden geheven.
Belanghebbende heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Heffingsambtenaar, niet aannemelijk gemaakt dat de gemeente kosten van de werkzaamheden die zij in verband met vergunningvrij bouwen verricht, heeft toegerekend aan belaste diensten.
De Heffingsambtenaar heeft (onder meer) in zijn conclusie van dupliek in hoger beroep een nadere toelichting gegeven op de kosten Bouwzaken algemeen en de kosten. Deze toelichting, die berust op de onder 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6 genoemde gegevens en op de overigens door de Heffingsambtenaar verstrekte inlichtingen inzake de door belanghebbende in twijfel getrokken kostenposten, brengt het Hof tot het oordeel dat de kosten Bouwzaken algemeen en de kosten Directie meer dan zijdelings verband houden met de op de voet van Hoofdstuk 5, Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, van de Tarieventabellen belaste diensten. Aan dit oordeel doet niet af hetgeen belanghebbende naar aanleiding van de toelichting heeft gesteld. Het Hof verwijst voor de motivering van dit oordeel naar hetgeen onder 4.32 is overwogen.
Gelet op het vorenstaande verwerpt het Hof het onder 4.26, ad f, genoemde standpunt van belanghebbende.
4.36
Belanghebbende neemt met betrekking tot de overheadkosten het standpunt in dat de werkzaamheden van de gemeente waarop deze kosten betrekking hebben, geheel of ten dele geen verband of niet meer dan zijdelings verband houden met diensten ter zake waarvan leges (kunnen) worden geheven. Belanghebbende heeft dit standpunt naar aanleiding van de door de Heffingsambtenaar overgelegde overzichten van de overheadkosten in 2007 en 2008 (zie onder 2.6) nader uitgewerkt voor de in dat overzicht opgenomen kosten administratieve organisatie, kosten bestel- en personenauto’s, kosten CMD-progammatuur, kosten concernmanagement, kosten informatie, kosten materieel zonder tijdsregistratie, kosten personeelsbeleid, kosten registratie Financiële e.a.g., kosten systemen, kosten treasury en kosten [c-straat] 9A. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.
Voor overheadkosten geldt hetgeen het Hof onder 4.32 over indirecte kosten heeft overwogen. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met hetgeen zij heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde weerspreking van haar standpunt in deze door de Heffingsambtenaar, welke weerspreking berust op de onder 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6 genoemde gegevens en de overigens door de Heffingsambtenaar verstrekte inlichtingen, niet aannemelijk gemaakt dat de totale overheadkosten niet of slechts zijdelings verband houden met belaste diensten en evenmin dat de mate waarin de totale overheadkosten door legesheffing worden verhaald leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid aan de gemeenten om leges te heffen, niet op het oog kan hebben gehad.
Bij dit oordeel neemt het Hof in aanmerking dat het bij de aan belaste diensten toe te rekenen overheadkosten gaat om de feitelijk door de gemeente gemaakte overheadkosten. Dat deze feitelijk gemaakte overheadkosten hoger zijn dan die welke door het Rijk en andere overheden acceptabel worden geacht dan wel in rekening worden gebracht, doet – wat daarvan overigens ook zij – niet ter zake.
Ook wat betreft de afzonderlijke overheadkosten (kosten administratieve organisatie, kosten bestel- en personenauto’s, kosten CMD-progammatuur, kosten concernmanagement, kosten informatie, kosten materieel zonder tijdsregistratie, kosten personeelsbeleid, kosten registratie Financiële e.a.g., kosten systemen, kosten treasury en kosten [c-straat] 9A)
heeft belanghebbende met hetgeen zij over deze kostenposten heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Heffingsambtenaar, welke betwisting de Heffingsambtenaar nader heeft toegelicht in zijn conclusie van dupliek in hoger beroep, niet aannemelijk gemaakt dat de totale overheadkosten niet of slechts zijdelings verband houden met belaste diensten en evenmin dat de mate waarin de totale overheadkosten door legesheffing worden verhaald leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing in de hiervoor bedoelde zin.
Mitsdien verwerpt het Hof het onder 4.26, ad g, vermelde standpunt van belanghebbende.
4.37
Belanghebbende stelt dat de gemeente de onder 4.27 genoemde legesopbrengsten en daarmee de totale legesopbrengsten te laag heeft geraamd. Zou de gemeente de onder 4.27 genoemde legesopbrengsten hebben geraamd met inachtneming van alle relevante informatie waarover zij ten tijde van de ramingen beschikte of kon beschikken, dan zou het totaal van de geraamde bouwlegesopbrengsten het totaal van de geraamde “lasten ter zake” hebben overtroffen, aldus belanghebbende.
Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende deze stelling, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Heffingsambtenaar, niet aannemelijk gemaakt. Daarbij neemt het Hof het volgende in aanmerking. Uit de niet door belanghebbende weersproken beschrijving van de gang van zaken bij de vaststelling van de gemeentebegroting (zie onder 4.21) volgt dat de gemeente bij de ramingen van de legesopbrengsten, dus ook van de onder 4.27 genoemde legesopbrengsten, rekent met een op basis van de opbrengsten van eerdere jaren bepaald meerjaargemiddelde. Daarmee voorkomt de gemeente dat zij de opbrengsten van de leges structureel te hoog of te laag raamt. Incidentele ontwikkelingen die ten tijde van de vaststelling van de begroting en de tarieven nog niet bekend waren, kunnen ertoe leiden dat de gerealiseerde opbrengsten in positieve of negatieve zin van de, op basis van het meerjaargemiddelde berekende, geraamde opbrengsten afwijken. Deze afwijkingen brengen geen substantiële wijziging in de verhouding tussen de geraamde opbrengsten en de geraamde ‘lasten ter zake’.
Derhalve verwerpt het Hof het onder 4.27 vermelde standpunt van belanghebbende.
4.38
Uit hetgeen onder 4.33 is overwogen volgt dat bij de beoordeling of de opbrengstlimiet is overschreden de kosten die verband houden met het verstrekken van identiteitskaarten ten bedrage van € 14.560 op de door de gemeente voor 2007 en 2008 geraamde ‘lasten ter zake’ in mindering moeten worden gebracht. Na deze vermindering bedragen de ‘lasten ter zake’ voor 2007 (€ 1.226.229- € 14.560 =) € 1.211.669 en voor 2008 (€ 1.382.563 - € 14.560=) € 1.368.003. Deze bedragen zijn hoger dan de bedragen van de geraamde baten van de leges voor 2007 en 2008 (respectievelijk € 1.104.788 en € 1.162.001).
4.39
Gelet op wat onder 4.9 tot en met 4.38 is overwogen, beantwoordt het Hof de tweede in geschil zijnde vraag ontkennend.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, voorzitter, mr. J.A. Monsma en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op 30 juli 2013in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
K. de Jong-Braaksma
G.J. van Leijenhorst
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 31 juli 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.