ECLI:NL:GHARL:2013:5732

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
200.120.048-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van geding wegens ophouden eerdere rechtsbetrekking, artikel 225 Rv

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 30 juli 2013 een rolbeschikking gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een schorsing van het geding op basis van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.J.G.G. Sluyter, had in eerste aanleg de rol van gedaagde in conventie en eiser in reconventie. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. J.H. Hemmes, waren eisers in conventie en verweerders in reconventie. De procedure is gestart na een eerdere rechtsbetrekking die is opgehouden te bestaan door een verkoop van het betrokken perceel, dat op 5 december 2011 is overgedragen aan de heer [geïntimeerde 1] en mevrouw [X].

Het hof heeft in een tussenarrest van 2 november 2010 de inhoud van de eerdere rechtsbetrekking overgenomen en een comparitie na aanbrengen gelast, die op 8 februari 2011 heeft plaatsgevonden. De zaak is op 17 juli 2012 ambtshalve geroyeerd, maar de appellant heeft deze op 15 januari 2013 heropend. De appellant heeft geen antwoordconclusie genomen en op 4 juni 2013 heeft het hof ambtshalve een akte van niet dienen verleend.

De appellant heeft verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en in reconventie te verklaren dat hij het perceel rechtens in eigendom heeft verkregen door verjaring. De geïntimeerden hebben echter aangevoerd dat zij het perceel hebben verkocht, waardoor de rechtsbetrekking is opgehouden te bestaan. Het hof heeft geoordeeld dat de schorsing van het geding terecht is ingeroepen door de geïntimeerden, aangezien de rechtsbetrekking waarin zij het geding voerden niet meer bestaat. De zaak is met ingang van 7 mei 2013 geschorst en ambtshalve geroyeerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.120.048/01
(zaaknummer rechtbank [woonplaats] 77948/HA ZA 10-106)
rolbeschikking van de eerste kamer van 30 juli 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. P.J.G.G. Sluyter, kantoorhoudend te Assen,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
hierna:
[geïntimeerde 2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. J.H. Hemmes, kantoorhoudend te Assen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 2 november 2010 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
In dit tussenarrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast. Deze comparitie is gehouden op 8 februari 2011; het daarvan opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van de stukken.
1.2
Ter rolle van 17 juli 2012 is de zaak, welke destijds stond ingeschreven onder nummer 200.075.243/01, ambtshalve geroyeerd. [appellant] heeft de zaak op 15 januari 2013 heropend.
1.3
Het verdere verloop van de procedure is als volgt:
- de memorie van grieven (met producties),
- een akte ex artikel 353 Rv en 225 Rv (met producties).
1.4
[appellant] heeft geen antwoordconclusie genomen.
1.5
Ter rolle van 4 juni 2013 heeft het hof ambtshalve een akte van niet dienen verleend.
1.6
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in incident overgelegd en heeft het hof arrest in incident bepaald.
1.7
De vordering van [appellant] luidt:
"
dat het Gerechtshof Leeuwarden bij arrest, voorzoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door de rechtbank [woonplaats] (…) op 28 juli 2010 (…) gewezen vonnis en de gronden waarop dit berust, zal vernietigen, en, opnieuw rechtdoende:in conventie:geïntimeerden in hun vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren althans deze vorderingen aan geïntimeerden zal ontzeggen, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties;in reconventie:1. voor recht verklaart dat appellant het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] [kadastraal bekend] rechtens in eigendom heeft verkregen, daar sprake is van verkrijging middels verjaring;2. voor recht verklaart dat geïntimeerden ten aanzien van dit perceel geen rechten meer kunnen doen laten gelden, uit welke hoedanigheid dan ook;3. geïntimeerden veroordeelt om binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest, hun medewerking te verlenen aan de ondertekening van een akte van verjaring;4. geïntimeerden veroordeelt tot verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 5.000,-, althans een door uw Gerechtshof te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan, dat geïntimeerden na betekening van het ten deze te wijzen arrest niet of niet tijdig of volledig voldoen aan het onder 3) vermelde;5. geïntimeerden zal veroordelen in de kosten van beide instanties.

2.De motivering van de beslissing

2.1
[geïntimeerden] hebben in hun akte ex art. 353 Rv en 225 Rv aangevoerd dat zij het perceel nummer 1743 hebben verkocht en dat dit perceel door inschrijving van de notariële akte d.d. 5 december 2011 in de daartoe bestemde registers in eigendom is overgedragen aan de heer [geïntimeerde 1], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum], en mevrouw [X], geboren te [geboorteplaats] op 2 februari 1982. Als gevolg van deze levering is de rechtsbetrekking waarin [geïntimeerden] het geding voerde, opgehouden te bestaan. Het ophouden van de eerder aanwezige rechtsbetrekking is het gevolg van een andere oorzaak als bedoeld in art. 225 lid 1 sub c Rv, waaronder volgens de MvT de rechtsopvolging onder bijzondere titel valt (Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 395). Wegens het ophouden van de betrekking waarin [geïntimeerden] het geding voerden, roepen zij de schorsing van het geding in overeenkomstig het bepaalde in art. 225 lid 2 Rv.
2.2
[appellant] heeft zich tegen deze schorsing niet verzet.
2.3
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 225 Rv wordt het geding geschorst ingeval van het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel, hetzij door een andere oorzaak. Uitsluitend de (opvolger van) de partij aan wier zijde de schorsingsoorzaak zich voordoet, is bevoegd te schorsen. Doel van dit voorschrift is de nieuwe procespartij in de gelegenheid te stellen zich te beraden over (voortzetting van de) procedure. De schorsing vindt plaats door betekening van de ingeroepen grond voor de schorsing aan de wederpartij dan wel door een daartoe strekkende akte ter rolle. Bij gebreke hiervan wordt het geding op naam van de oorspronkelijke partij voortgezet.
2.4
Blijkens de door [geïntimeerden] overgelegde leveringsakte is op 5 december 2011 het perceel 1743, welk perceel onderwerp van geschil is in de onderhavige procedure, verkocht en geleverd aan [geïntimeerde 1] en [X]. Hierdoor is de betrekking waarin [geïntimeerden] het geding voerden, namelijk die van (al dan niet gepretendeerd) eigenaar van het perceel, opgehouden te bestaan. Dat is een grond voor schorsing van het geding, welke schorsing door [geïntimeerden] conform het bepaalde in art. 225 lid 2 Rv door de akte ter rolle van 7 mei 2013 is ingeroepen. Het hof oordeelt dan ook dat [geïntimeerden] een geldige aanzegging tot schorsing hebben gedaan.
De beslissing
Het gerechtshof:
verstaat dat de zaak geschorst is met ingang van 7 mei 2013 en royeert de zaak ambtshalve.
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. K.E. Mollema, rolraadsheer, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 30 juli 2013 in bijzijn van de griffier.