Uitspraak
1.de vennootschap onder firma Leerfashion Modecentrum Genemuiden,
[appellant 2],
[appellante 3],
[appellant 4],
Leerfashion c.s.en afzonderlijk
de vof, [appellant 2], [appellante 3]en
[appellant 4],
Zevenwouden,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 16 mei 2012 met 15 grieven (met producties),
- de memorie van antwoord,
- een akte van Leerfashion c.s.,
- een antwoordakte van Zevenwouden.
primair:vergoeding van de reeds vastgestelde schade aan de goederenvoorraad ten bedrage van € 1.204.059,38;
3.De feiten
16 maart 2009 (productie 5 bij de conclusie van antwoord).
Oorzaak/Onderzoek politie
BN6119) verworpen.
ontstaansgebied I)heeft zich aantoonbaar niet in de richting van het kelderluik uitgebreid en ter plaatse van het kelderluik worden geen sporen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met een verticale branduitbreiding naar de ondergelegen kelderruimte (
ontstaansgebied II).Het ontbreken van deze sporen leidt naar de conclusie dat hier sprake is van twee separate brandhaarden welke elkaar niet kunnen hebben ingeleid of beïnvloed en waarbij een elektrische of mechanische oorzaak geheel kan worden uitgesloten. Derhalve moeten de beide brandhaarden het gevolg zijn van menselijk handelen in casu dat hier sprake is van brandstichting waarbij het verplaatsen van de (ingeschakelde) bouwlamp kan duiden op het bewust achterlaten van een ontstekingsbron naar het
ontstaansgebied Ikennelijk werd daarmee een vertraagde ontsteking beoogd.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling
Leerfashion c.s. in de verholen grief in de memorie van grieven (sub 3.1 – 3.6) lijken te veronderstellen, dat de verzekerde zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof kan Leerfashion c.s. derhalve niet volgen in hun betoog in de memorie van grieven (sub 3.3) dat opzettelijke brandstichting niet als merkelijke schuld kwalificeert, noch in het betoog dat het hof – als burgerlijke rechter – niet inhoudelijk zou mogen treden in de beoordeling van de Leerfashion c.s. verweten brandstichting. Van schending van de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 EVRM is geen sprake. In die context hebben Leerfashion c.s. een (overigens niet nader onderbouwd) beroep gedaan op de uitspraak van het EHRM van 11 februari 2003 inzake Y/Norway Appl. No. 56568/00, kennelijk met de achterliggende opvatting dat ook in deze zaak sprake is van een ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 lid 2 EVRM. Daarvan is echter naar ’s hofs oordeel geen sprake. De strafzaak tegen [appellant 4] is op
16 september 2008 met een kennisgeving sepot geëindigd. De onderhavige zaak wordt niet beheerst door het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering, maar betreft een civiele zaak tussen twee civiele partijen, die twisten over een verbintenisrechtelijk geschil. In deze zaak is aan de orde de vraag of Leerfashion c.s. terecht dekking onder de verzekeringspolis verlangen en, in het verlengde daarvan, de vraag of dat vorderingsrecht wordt geblokkeerd door het aan artikel 294 k (oud) ontleende verweer van Zevenwouden, welke vragen uitsluitend worden beheerst door het burgerlijk recht en het civiele bewijsrecht. Zoals hiervoor is overwogen geldt het uitgangspunt dat de bewijslast in beginsel op Zevenwouden rust. De strafzaak tegen [appellant 4] – die, als hiervoor vermeld, met een sepot is geëindigd – is in geen enkel opzicht relevant geweest voor de uitkomst van de onderhavige civiele zaak, en stukken uit de strafzaak tegen [appellant 4] maken ook geen deel uit van de gedingstukken. Ten slotte verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat het verweer van Zevenwouden tegen de vorderingen van Leerfashion c.s., te weten brandstichting door toedoen van de verzekerde zelf, tegelijkertijd de elementen bevat van het strafbare feit van artikel 157 Sr, onvoldoende grond biedt om aan te nemen dat
Leerfashion c.s. in de onderhavige civiele zaak is ‘charged with a criminal offence.’
grieven 1-3keren zich tegen de afwijzing door de rechtbank van de vordering voor recht te verklaren dat Zevenwouden jegens Leerfashion c.s. onrechtmatig heeft gehandeld en/of jegens Leerfashion c.s. toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de op haar rustende verbintenissen uit hoofde van de met Leerfashion c.s. overeengekomen verzekeringspolissen met nummer [nummer] en [nummer], door het verrichten van (opsporings)handelingen en/of het verrichten van het (opsporings)onderzoek althans door het aan het private onderzoeksbureau [private onderzoeksbureau] opdracht verstrekken hiertoe, ter zake de brand in het verzekerde object. Zij lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Leerfashion c.s. niet gesteld, en evenmin hebben zij aangevoerd dat zij als gevolg van de beweerde onrechtmatige verkrijging niet meer in staat zijn adequaat op de rapporten van [private onderzoeksbureau] te reageren. Een ander aandachtspunt in het kader van de hiervoor genoemde belangenafweging kan zijn dat de gewraakte informatie zo privacygevoelig is dat het belang van de waarheidsvinding daarvoor moet wijken. Ook daaromtrent zijn door Leerfashion c.s. geen concrete stellingen ontwikkeld terwijl het enkele feit dat gegevens, zo deze onrechtmatig zouden zijn verkregen, vertrouwelijk zijn of behoren tot de beschermde sfeer van de privacy niet voldoende is om die gegevens als informatiebron en bewijsmiddel uit te sluiten.
grieven 4-5bestrijden het oordeel van de rechtbank dat zij het noodzakelijk acht om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
Leerfashion c.s. gemotiveerd bestreden) rapporten van [private onderzoeksbureau] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat de oorzaak van de brand gelegen is in opzettelijke brandstichting en Zevenwouden daarvan (conclusie van antwoord sub 73.) ook bewijs had aangeboden.
civieleprocedure rust de bewijslast van brandstichting door toedoen van de verzekerde in beginsel, zoals hiervoor onder 5.3. is geoordeeld, op Zevenwouden en niet op Leerfashion c.s.
grieven 6-11bestrijden Leerfashion c.s. het bewijsoordeel van de rechtbank, te weten dat op basis van het rapport van [deskundige benoemd door de rechtbank] wordt vastgesteld dat sprake is geweest van brandstichting. In de toelichting op de grieven voeren Leerfashion c.s. talloze bezwaren aan tegen het deskundigenrapport van [deskundige benoemd door de rechtbank] waarop het bewijsoordeel van de rechtbank steunt, waaronder de klacht dat onbegrijpelijk is dat de rechtbank overweegt dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de deskundigheid van [deskundige benoemd door de rechtbank]. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
omdat(zo begrijp het hof het antwoord van de deskundige op de eerste aan hem gestelde vraag) hij bij zijn onderzoek tot de conclusie is gekomen dat sprake is van
twee separatebrandhaarden die elkaar niet kunnen hebben ingeleid of beïnvloed en waarbij een elektrische of mechanische oorzaak geheel kan worden uitgesloten. De deskundige grondt dat oordeel op zijn bevinding dat de brandhaard in magazijn I (dat wordt aangeduid als ontstaansgebied I) zich aantoonbaar niet in de richting van het kelderluik heeft uitgebreid en ter plaatse van het kelderluik geen sporen worden aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met een verticale branduitbreiding naar de kelderruimte. Daarnaast is de deskundige in antwoord op de derde aan hem gestelde vraag tot de bevinding gekomen dat ter zake van de brandschade in magazijn II sprake is van een separate brandhaard waarvoor op het beeldmateriaal geen elektrische of mechanische oorzaak is aan te wijzen zodat ook op deze locatie sprake moet zijn van brandstichting. De deskundige is aldus tot de conclusie gekomen dat sprake is van drie verschillende brandhaarden, te weten in magazijn I, de kelder en magazijn II, dat een elektrische of mechanische oorzaak kan worden uitgesloten en dat (dus) sprake is van brandstichting.
BZ1468). In hoeverre dat dient te geschieden, hangt mede af van de mate waarin het mogelijk is het deskundigenbericht te motiveren en van de aard en de mate van precisering van de bezwaren van een partij tegen het deskundigenadvies.
ontstaansgebied I) toont ter linkerzijde van het kelderluik, dat zichtbare branduitbreiding in het kelderluik ontbreekt en dat de vloerbedekking ter plaatse van het kelderluik nog intact lijkt. Leerfashion c.s. betwisten ‘de stelling van [deskundige benoemd door de rechtbank]’ dat op foto 7 sprake is van een geconcentreerd gebied van vuurschade ter linkerzijde van het kelderluik, en klagen dat [deskundige benoemd door de rechtbank] heeft nagelaten een voorbeeldafbeelding uit de literatuur op het gebied van brandoorzaakonderzoek van een dergelijk ‘litigieus vormspoor’ te tonen, dat hij niet is ingegaan op opmerkingen van Leerfashion c.s. op dit punt en dat de deskundige het ‘zogenaamd gevonden vormspoor’ en de kwalificatie daarvan niet onderbouwt. Die bezwaren vormen echter geen voldoende onderbouwde betwisting van de zienswijze van de deskundige op dit punt.
twee separatebrandhaarden (in magazijn I en in de kelder) die elkaar niet kunnen hebben ingeleid of beïnvloed en waarbij een elektrische of mechanische oorzaak geheel kan worden uitgesloten, hetgeen [deskundige benoemd door de rechtbank] tot de conclusie leidt dat sprake is geweest van brandstichting. Daarnaast richt de kern van de bezwaren zich tegen de onderbouwing van het antwoord op vraag III, dat ook ter zake van de brandschade in magazijn II sprake is van een
separatebrandhaard waarvoor een elektrische of mechanische oorzaak ontbreekt zodat ook daar sprake moet zijn van brandstichting. Volgens Leerfashion c.s. is - kort gezegd - geen sprake van twee separate brandhaarden (magazijn I en kelder), maar heeft een
verticale branduitbreidingvan magazijn I naar de kelderruimte plaatsgevonden en is ook wat betreft de brandschade in magazijn II geen sprake van een separate brandhaard. Daarmee komt, zo begrijpt het hof, de grondslag te ontvallen aan de conclusie van de deskundige dat sprake moet zijn geweest van brandstichting.
ontstaansgebied I. [private onderzoeksbureau]-foto 49 toont dat [private onderzoeksbureau] ten behoeve van het onderzoek slechts een klein deel van de vloerbedekking heeft verwijderd: duidelijk is hier de rand van het luik zichtbaar. Ter verduidelijking heb ik in de foto’s (bij benadering) het
ontstaansgebied Ien de locatie van het kelderluik aangegeven (foto 7).
ontstaansgebied I)ter linkerzijde van het kelderluik. Zichtbare branduitbreiding in de richting van het kelderluik ontbreekt en de vloerbedekking ter plaatse van het kelderluik lijkt nog intact.
ontstaansgebied Izich niet in de richting van het kelderluik heeft uitgebreid (foto 8).
ontstaansgebieden I en IIseparate brandhaarden betreffen welke elkaar niet hebben ingeleid of beïnvloed.
ontstaansgebied II.
°C). Een textiele (katoenen) lap hangend op dezelfde hoogte als de montagepijpen is onaangetast gebleven hetgeen betekent dat de temperatuur zeker niet de ontbrandingstemperatuur hiervan heeft bereikt: 300 – 400
°C (foto 13).
ontstaansgebied II)is sprake van enige roetafzetting zonder dat hier vuurschade is ontstaan hetgeen naar mijn oordeel duidt op een brand met een laag vlambed welke zich heeft beperkt tot de zakken en het kunststof tafelblad. (foto 14).
ontstaansgebied IIgeen elektrische of mechanische oorzaak voor het ontstaan van de brand aanwezig was. In het gesprek dat ik had met de heren [appellant 2] bevestigden zij het ontbreken van dergelijke ontstekingsbronnen.’
Leerfashion c.s. tegen het deskundigenrapport inbrengen. Weliswaar reageert [deskundige benoemd door de rechtbank] in zijn bericht (p. 32-33) op de hiervoor onder 5.29 (a) en (b) genoemde bezwaren van
Leerfashion c.s., maar die reactie is te algemeen (‘Algemene reactie’) om daarmee de specifieke bezwaren van Leerfashion c.s. aanstonds te kunnen weerleggen. Het hof vindt in die specifieke bezwaren van Leerfashion c.s. aanleiding een nieuwe deskundige te benoemen die, naar de kern genomen, zal worden gevraagd een onderzoek in te stellen naar de oorzaak van de brand en die in de context daarvan tevens zal worden gevraagd in te gaan op de vraag of sprake is van één of meerdere, separate, brandhaarden. In verband daarmee zal het hof de zaak verwijzen naar de rol, teneinde partijen gelegenheid te geven om bij akte een - zo mogelijk eenparig - voorstel te doen over de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) - één of meerdere deskundige(n), discipline(s), personalia, adres en telefoongegevens - alsmede over de aan de te benoemen deskundige(n) voor te leggen vragen. De kosten ter zake van het voorschot van de deskundige(n) dienen door Zevenwouden te worden voldaan nu, zoals hiervoor onder 5.3. is overwogen, op haar de bewijslast ter zake van brandstichting rust.
omdatde kunststoffen en ander brandbaar materiaal ter hoogte van de stoel en het bureau(blad) in magazijn II niet zijn aangetast, hetgeen wel het geval zou zijn geweest indien sprake zou zijn geweest van stralings- en convectiehitte zoals Leerfashion c.s. betogen.
in een lijnmet de open verbinding.”
ontstaansgebied I)werd ook fysiek gescheiden door een stenen muur zodat stralingswarmte als ontstekingsbron niet mag worden aangewezen voor de brandhaard op en rond de bureaustoel in magazijn II (foto 25).
foto 25 aan dat sprake is van een grote open verbinding tussen magazijn I en II. Ook gelet daarop en in aanmerking genomen het specifieke bezwaar van Leerfashion c.s., bestaat aanleiding een nieuw deskundigenbericht te gelasten naar de oorzaak van de brand.
6.De beslissing
de rol van dinsdag 27 augustus 2013voor het nemen van een akte door beide partijen tot het onder 5.30. vermelde doel,