In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep van een uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellante, een Vereniging van Eigenaren (VvE), had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, die als administrateur was benoemd. De VvE vorderde terugbetaling van beheerskosten en andere kosten die aan de administrateur waren betaald, met de stelling dat deze betalingen onverschuldigd waren gedaan. De rechtbank had de vordering afgewezen, omdat het ontslag van de administrateur niet op de juiste wijze was gegeven en er onvoldoende bewijs was dat de kosten onterecht waren betaald.
In hoger beroep heeft de VvE haar grieven tegen de afwijzing van de vordering herhaald. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de VvE niet had aangetoond dat de administrateur niet de juiste rechtsverhouding had. Het hof oordeelde dat de VvE geen bewijs had geleverd dat de administrateur niet bevoegd was om de beheersovereenkomst te beëindigen. Het hof heeft echter wel geoordeeld dat de VvE recht had op terugbetaling van een deel van de gevorderde bedragen, omdat deze op basis van onverschuldigde betaling konden worden teruggevorderd. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de VvE niet had aangetoond dat er een verbintenis was geschonden. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak van het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kende de VvE een bedrag van € 2.894,81 toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf een bepaalde datum. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders gevorderde af.