In deze zaak gaat het om een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding tussen partijen, waarbij de man in hoger beroep is gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die op 16 januari 2013 de echtscheiding heeft uitgesproken. De man heeft aangevoerd dat partijen zich hebben verzoend en dat er geen sprake is van duurzame ontwrichting, wat volgens hem een vereiste is voor echtscheiding. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend, maar haar advocaat heeft het hof laten weten dat ook zij de echtscheiding niet meer wenst en dat de echtscheidingsbeschikking kan worden vernietigd.
Het hof heeft kennisgenomen van de correspondentie tussen de advocaten van beide partijen, waarin zij aangeven dat de geplande mondelinge behandeling op 20 augustus 2013 niet meer nodig is en dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan. Het hof heeft geen mondelinge behandeling gehouden en heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken.
Het hof verwijst naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin is geoordeeld dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet is gegeven om aan een partij de gelegenheid te geven een eerder toegewezen verzoek tot echtscheiding ongedaan te maken. Dit oordeel is een bestendige lijn in de jurisprudentie. Het hof is voornemens zich bij deze lijn aan te sluiten en het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen. Partijen kunnen hun huwelijk in stand houden door de echtscheidingsbeschikking niet in te laten schrijven in de registers van de burgerlijke stand, waardoor deze haar kracht verliest na zes maanden.
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken te reageren op de overwegingen van het hof, alvorens een definitieve beslissing te nemen. De zaak is aangehouden in afwachting van hun reactie.