ECLI:NL:GHARL:2013:5574

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
CR 200.125.254-01 25-7-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en hoger beroep: geen mogelijkheid tot vernietiging bij verzoening

In deze zaak gaat het om een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding tussen partijen, waarbij de man in hoger beroep is gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die op 16 januari 2013 de echtscheiding heeft uitgesproken. De man heeft aangevoerd dat partijen zich hebben verzoend en dat er geen sprake is van duurzame ontwrichting, wat volgens hem een vereiste is voor echtscheiding. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend, maar haar advocaat heeft het hof laten weten dat ook zij de echtscheiding niet meer wenst en dat de echtscheidingsbeschikking kan worden vernietigd.

Het hof heeft kennisgenomen van de correspondentie tussen de advocaten van beide partijen, waarin zij aangeven dat de geplande mondelinge behandeling op 20 augustus 2013 niet meer nodig is en dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan. Het hof heeft geen mondelinge behandeling gehouden en heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken.

Het hof verwijst naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin is geoordeeld dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet is gegeven om aan een partij de gelegenheid te geven een eerder toegewezen verzoek tot echtscheiding ongedaan te maken. Dit oordeel is een bestendige lijn in de jurisprudentie. Het hof is voornemens zich bij deze lijn aan te sluiten en het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen. Partijen kunnen hun huwelijk in stand houden door de echtscheidingsbeschikking niet in te laten schrijven in de registers van de burgerlijke stand, waardoor deze haar kracht verliest na zes maanden.

Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken te reageren op de overwegingen van het hof, alvorens een definitieve beslissing te nemen. De zaak is aangehouden in afwachting van hun reactie.

Uitspraak

Beschikking d.d. 25 juli 2013
Zaaknummer 200.125.254

HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden

Beschikking in de zaak van

[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen:
de man,
advocaat mr. G.L. van der Heide-Brink, kantoorhoudende te Drachten,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de vrouw,
advocaat mr. B. Delhaye, kantoorhoudende te Heerenveen.

Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 16 januari 2013 (zaaknummer 121382 / FA RK 12-1235) heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, voor zover hier van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 15 april 2013, heeft de man verzocht de beschikking van 16 januari 2013 te vernietigen en opnieuw beslissende de verzoeken van partijen om tussen hen de echtscheiding uit te spreken, alsnog af te wijzen. Hieraan heeft de man ten grondslag gelegd dat, aangezien partijen zich hebben verzoend, er geen sprake is van duurzame ontwrichting, zodat niet is voldaan aan het wettelijke vereiste voor echtscheiding. De man heeft daarbij aangegeven dat de bodemzaak voor wat betreft de verdeling van de gemeenschap van goederen, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de overige nevenvoorzieningen ook reeds is ingetrokken.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de vrouw geen verweerschrift ingediend. Het hof heeft van haar zijde op 10 juli 2013 een brief d.d. 9 juli 2013 van mr. Delhaye ontvangen, waarin hij het hof laat weten dat partijen zich geruime tijd geleden hebben verzoend, dat ook de vrouw de echtscheiding niet meer wenst, dat de vrouw zich kan verenigen met het bij het appelrekest verzochte en dat de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank kan worden vernietigd. Hij verzoekt daarbij op korte termijn een beslissing te nemen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van het journaalbericht van 11 juli 2013 van mr. Van der Heide-Brink, waarin zij het hof bericht dat ook wat de man betreft de geplande mondelinge behandeling op 20 augustus 2013 geen doorgang behoeft te vinden en dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

De beoordeling

1.
Partijen zijn op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd [in 1978 in] de gemeente Smallingerland.
2.
De man heeft op 1 augustus 2012 een verzoek bij de rechtbank Leeuwarden tot echtscheiding ingediend. De vrouw heeft hiertegen geen inhoudelijk verweer gevoerd. In haar verweerschrift, tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken, heeft de vrouw aangegeven te erkennen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en in te stemmen met de door de man verzochte echtscheiding. Nu de man steeds heeft laten weten niet van echt te willen scheiden, heeft de vrouw bij zelfstandig (voorwaardelijk neven-) verzoek de rechtbank verzocht om, wanneer de man zijn echtscheidingsverzoek zal intrekken, de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
3.
Uit de stukken, waaronder het door de man naar aanleiding van de zelfstandige verzoeken ingediende verweerschrift, blijkt dat beide partijen reeds gedurende de procedure in eerste aanleg twijfels hebben gehad over de verzochte echtscheiding. In voornoemd verweerschrift constateert de man echter dat hem duidelijk is geworden dat de vrouw het huwelijk niet wenst te redden.
4.
De echtscheiding tussen partijen is door de rechtbank uitgesproken bij beschikking van 16 januari 2013.
5.
Tegen deze beslissing is het hoger beroep van de man gericht.
6.
Het hof overweegt het volgende.
Bij uitspraak van 4 juni 1999, NJ 1999, 535, heeft de Hoge Raad geoordeeld (in een geval waarin op gemeenschappelijk verzoek de echtscheiding was uitgesproken) dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet is gegeven om aan een partij wier verzoek tot echtscheiding door de eerste rechter is toegewezen, gelegenheid te geven die beschikking ongedaan te maken omdat zij bij nader inzien de voorkeur eraan geeft van het verzoek af te zien. Zoals uit Snijders, Civiel appel, 4e druk, nr. 81 blijkt moet dit oordeel als bestendige lijn in de jurisprudentie worden gezien en ontbreekt in een dergelijk geval het belang bij het verzoek in hoger beroep.
7.
Het hof is voornemens zich bij die lijn aan te sluiten en het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen. Ter toelichting dient nog dat partijen, wanneer zij inderdaad de echtscheiding niet wensen, hun huwelijk in stand kunnen laten door de echtscheidingsbeschikking niet te laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand, waardoor deze ingevolge artikel 1:163 lid 3 BW zes maanden nadat zij in kracht van gewijsde is gegaan haar kracht verliest. Laat een van partijen de beschikking toch inschrijven (voordat deze haar kracht verloren heeft), dan beschouwt die partij het huwelijk kennelijk (alsnog) als duurzaam ontwricht; in dat geval behoort het huwelijk ook door echtscheiding ontbonden te kunnen worden.
8.
Omdat partijen, gezien hun uitlatingen, in de veronderstelling lijken te verkeren dat het hof het verzoek van de man in hoger beroep zal toewijzen en de echtscheidingsbeschikking zal vernietigen, acht het hof het in overeenstemming met een goede procesorde om hen, ter vermijding van een verrassingsbeslissing, in de gelegenheid te stellen om zich over het bovenstaande uit te laten. Daarom zal het hof partijen in de gelegenheid stellen om binnen drie weken na heden ofwel te laten weten dat zij - of een van hen - een mondelinge behandeling wensen, waarna deze zal worden bepaald, ofwel het hof schriftelijk van hun standpunt op de hoogte te stellen, waarna de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan.
9.
In afwachting van een en ander wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

De beslissing

Het gerechtshof:
alvorens nader te beslissen:
houdt de zaak aan tot
15 augustus 2013en stelt partijen in de gelegenheid te handelen overeenkomstig het in overweging 8 hierboven overwogene;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, J.D.S.L. Bosch en G.M. van der Meer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 25 juli 2013 in het bijzijn van de griffier.