Uitspraak
de man,
[geïntimeere],
de vrouw,
mr. G. Raap,
[kind], geboren [in 2008],
de bijzondere curator.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontkenning van het vaderschap door de man over de minderjarige [kind], geboren in 2008. De man had eerder bij de rechtbank Zwolle-Lelystad een verzoek ingediend tot gegrondverklaring van de ontkenning van zijn vaderschap, maar dit verzoek was afgewezen. De man was van mening dat hij niet de biologische vader was van [kind] en had daarom een verzoek ingediend, maar dit verzoek was te laat ingediend volgens de wettelijke termijn van één jaar, zoals vastgelegd in artikel 1:200 BW.
Het hof heeft vastgesteld dat de man meer dan een jaar voordat hij het verzoek indiende, bekend was met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader was. Dit werd onderbouwd door verklaringen van de bijzondere curator en de man zelf, die twijfels had over zijn vaderschap. Het hof benadrukte dat de termijn van één jaar strikt dient te worden gehanteerd om rechtszekerheid te waarborgen en om te voorkomen dat de onzekerheid over het vaderschap voortduurt.
De uitspraak van het hof was dat de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap. Het hof vernietigde de eerdere beschikkingen van de rechtbank en bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige en om de rechtszekerheid te waarborgen.