ECLI:NL:GHARL:2013:5374

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
200.108.685-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurachterstand en incassokosten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen Stichting De Huismeesters. De appellant, die sinds juli 2000 een woning huurde van de Huismeesters, had een huurachterstand opgebouwd van € 1.023,69. De kantonrechter had in eerste aanleg de appellant veroordeeld tot betaling van deze huurachterstand, plus incassokosten en rente, en had de huurovereenkomst voorwaardelijk ontbonden. De appellant had het vonnis op 14 mei 2012 betekend gekregen en had daarna aan de veroordeling voldaan.

In hoger beroep betoogde de appellant dat de Huismeesters geen belang had bij de executie van het vonnis, omdat de huurachterstand inmiddels was voldaan. Het hof oordeelde dat de ontbindende voorwaarde in het vonnis was vervuld, waardoor de voorwaardelijke ontbinding niet meer ten uitvoer kon worden gelegd. De appellant betwistte ook dat er ooit een huurachterstand van meer dan drie maanden was, maar het hof kon deze stelling niet volgen, aangezien er voldoende bewijs was dat de huurachterstand meer dan drie maanden had bedragen.

Daarnaast werd in hoger beroep de toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten door de kantonrechter aan de orde gesteld. Het hof oordeelde dat de gevorderde incassokosten, die betrekking hadden op eerdere vonnissen, niet konden worden toegewezen in deze zaak. Het hof verklaarde de grief van de appellant op dit punt gegrond.

Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis van de kantonrechter uitsluitend voor zover het de buitengerechtelijke incassokosten betrof, maar bekrachtigde het vonnis voor het overige. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten van de Huismeesters in hoger beroep. Het arrest werd uitgesproken op 23 juli 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.108.685/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 532232\ CV EXPL 12-500)
arrest van de eerste kamer van 23 juli 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. E.Tj. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Stichting De Huismeesters,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Huismeesters,
advocaat: mr. A.J. Klok, kantoorhoudend te Groningen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 4 september 2012 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
De comparitie na aanbrengen heeft geen doorgang gevonden.
1.2
In de procedure in hoger beroep zijn de volgende processtukken gewisseld:
  • de appeldagvaarding d.d. 7 juni 2012;
  • de memorie van grieven d.d. 8 januari 2013;
  • de memorie van antwoord d.d. 2 april 2013 (met producties).
1.3
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.
1.4
Nu [appellant] zich niet uitdrukkelijk over de producties gevoegd bij de memorie van antwoord heeft uitgelaten zal het hof zijn oordeel niet ten nadele van Nahidji op deze producties baseren. Uit het navolgende zal blijken dat Huismeesters daardoor niet in hun belang zijn getroffen.

2.De verdere beoordeling

Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.3) van het bestreden vonnis van 3 mei 2012 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, luiden:
2.1
[appellant] huurt sedert juli 2000 de woning [adres] van Huismeesters. De huurprijs bedroeg ten tijde van het wijzen van het vonnis in eerste aanleg € 240,87 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2
[appellant] heeft een huurachterstand doen ontstaan.
2.3
De kantonrechter heeft in eerste aanleg [appellant] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand groot € 1.023,69, plus incassokosten en rente.
Voor het geval [appellant] niet binnen dertig dagen na betekening dat bedrag heeft voldaan, heeft de kantonrechter de huurovereenkomst voorwaardelijk ontbonden. Voorts heeft de kantonrechter [appellant] in de kosten van de procedure veroordeeld.
Huismeesters heeft het vonnis op 14 mei 2012 aan [appellant] betekend. Daarna heeft [appellant] aan het vonnis voldaan.

3.De beoordeling van de grieven

3.1
In grief 1 betoogt [appellant] dat Huismeesters bij een nieuwe huurachterstand het vonnis waarvan beroep kan executeren en dat zij om die reden belang heeft bij vernietiging van het vonnis. Voorts betwist zij dat er in mei 2012 sprake was van een huurachterstand van meer dan drie maanden.
3.2
Het hof overweegt dat het vonnis duidelijk zo is geredigeerd dat alleen tot ontruiming kan worden overgegaan als niet is voldaan aan de veroordeling tot betaling. Nu de in het vonnis opgenomen ontbindende voorwaarde in vervulling is gedaan - de huurachterstand is voldaan - kan het tweede deel van het dictum van het vonnis - de voorwaardelijke ontbinding niet meer ten uitvoer worden gelegd. In zoverre heeft [appellant] dan ook geen belang meer bij dit onderdeel van haar vordering.
3.3
Voor zover [appellant] betoogt dat er nimmer een huurachterstand van ten minste drie maanden is geweest, kan het hof haar betoog evenmin volgen. In de laatste akte zijdens [appellant] voor het vonnis in eerste aanleg, de akte van 28 maart 2012 van [betrokkene], stelt deze namens [appellant]: "Echter eenvoudig stel ik vast dat het om ca € 1200,00 gaat. En dan is er ook al € 236,00 afgelost". Hoe deze passage ook gelezen wordt, het hof kan er niet in lezen dat [appellant] betwist dat er ten minste drie maanden huurachterstand bestaat. Zelfs als er € 236,- afgetrokken wordt van € 1200,-, resteert er nog altijd meer dan drie maanden huurachterstand, te weten € 722,61.
Grief I faalt dan ook in alle aspecten.
3.4
Grief 2 keert zich tegen de toewijzing van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. Volgens [appellant] hebben er geen werkzaamheden plaatsgevonden die toewijzing van een bedrag voor dergelijk werkzaamheden rechtvaardigen. Een betalingsregeling is eerst gedurende de procedure tot stand gekomen.
3.5
Huismeesters stelt dat er vanaf 2004 bij voortduring betalingsregelingen worden getroffen (en niet nageleefd) en dat zulks rechtvaardigt dat een bedrag aan incassokosten is toegewezen.
Het hof oordeelt dat incassokosten uit een ver verleden, die betrekking hebben op een eerder vonnis van de kantonrechter, geen toewijzing van incassokosten in deze zaak kunnen rechtvaardigen. De geëiste incassokostenvergoeding heeft blijkens de inleidende dagvaarding van 11 januari 2012 betrekking op de gevorderde huurachterstand van € 1.023,69. Dat daarvoor relevante buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die toewijzing van dit (forfataire) bedrag kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. Het hof zal deze grief dan ook gegrond verklaren.
3.6
Grief 3 tenslotte ziet op de proceskostenveroordeling. Volgens [appellant] had Huismeesters de zaak niet uit handen moeten geven, maar intern moeten oplossen. Dit heeft ten onrechte kostenverhogend gewerkt.
Het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. [appellant] heeft een aanzienlijke huurachterstand laten bestaan en heeft zich niet gehouden aan de oorspronkelijk gedurende de procedure getroffen betalingsregeling. Dat Huismeesters bij een huurachterstand van meer dan drie maanden de kantonrechter inschakelt, kan niet als onzorgvuldig worden bestempeld.
Gelet op de uitkomst van de procedure is [appellant] terecht als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt.
3.7
De grief treft geen doel.

4.De slotsom

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, uitsluitend voor zover daarbij ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen. Het hof zal hierna de eerste veroordeling van het vonnis van de kantonrechter opnieuw formuleren. Voor het overige zal het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigen.
Gelet op deze uitkomst dient [appellant] als de in appel in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij in de kosten van Huismeesters in hoger beroep te worden veroordeeld, te begroten, voor wat het salaris van de advocaat betreft, op 1 punt naar tarief I.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Groningen d.d. 3 mei 2012 uitsluitend voor zover daarbij in de eerste regel van het dictum [appellant] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.202,19 en doet opnieuw recht in die zin dat de eerste veroordeling van het dictum komt te luiden:
veroordeelt [appellant] om tegen bewijs van betaling aan Huismeesters te voldoen een bedrag van € 1.023,69, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 februari 2012 tot de dag der algehele voldoening;
bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van Huismeesters in hoger beroep, tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 634,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 666,- voor verschotten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en -voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest (voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft) uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. J.H. Kuiper en A.M. Koene en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
23 juli 2013.