ECLI:NL:GHARL:2013:5363

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
22 juli 2013
Zaaknummer
200.127.291-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijkheid na verstekvonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verstekvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. Mühlstaff, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 2 mei 2013, waarbij hij bij verstek was veroordeeld. Het hof heeft onderzocht of de appellant ontvankelijk was in zijn hoger beroep, met name in het licht van artikel 335 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Het hof oordeelde dat de uitzondering van artikel 335 lid 2 Rv niet van toepassing was, omdat er geen vonnis was gewezen als bedoeld in artikel 140 lid 2 Rv. Dit artikel vereist dat er meerdere gedaagden zijn, waarvan ten minste één is verschenen, en dat tegen de andere(n) verstek is verleend. In deze zaak was er echter slechts één gedaagde, de appellant zelf, en was er geen sprake van een situatie die de uitzondering rechtvaardigde.

Daarom concludeerde het hof dat de appellant geen rechten kon ontlenen aan de genoemde uitzondering en dat hij in zijn hoger beroep niet kon worden ontvangen. Het hof heeft de appellant vervolgens veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 683,- voor verschotten en € 894,- voor het salaris van de advocaat. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.127.291/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/137583/KG ZA 13-108)
arrest in kort geding van de eerste kamer van 23 juli 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M.J.H. Mühlstaff, kantoorhoudend te Deventer,
tegen
Stichting Woonbedrijf Ieder1,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Ieder1,
advocaat: mr. A. Eksen, kantoorhoudend te Deventer.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 2 mei 2013 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, (hierna: de voorzieningenrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • de dagvaarding in hoger beroep d.d. 17 mei 2013 (met grieven en producties),
  • de memorie van antwoord (met producties).
2.2
Vervolgens heeft de rolraadsheer [appellant] bij brief van 1 juli 2013 in de gelegenheid gesteld zich, gelet op het bepaalde in artikel 335 Rv, uit te laten omtrent de ontvankelijkheid van het hoger beroep nu [appellant] in voornoemd vonnis bij verstek is veroordeeld.
2.3
Bij brief van 8 juli 2013, gevoegd bij het H16-formulier van 9 juli 2013, heeft
[appellant] op voornoemd verzoek van de rolraadsheer gereageerd.
Ieder1 heeft zich bij H16-formulier van 9 juli 2013 eveneens uitgelaten omtrent de ontvankelijkheid van het hoger beroep.

3.De beoordeling

De ontvankelijkheid
5.1
Uit artikel 335 lid 1 Rv vloeit voort dat door de niet verschenen gedaagde van veroordelingen bij verstek geen hoger beroep kan worden ingesteld. Ingevolge artikel 335 lid 2 Rv geldt daarop een uitzondering indien tegen de niet verschenen gedaagde een vonnis als bedoeld in artikel 140 lid 2 Rv is gewezen en de niet-verschenen gedaagde vooraf bij voorraad, tegen het stellen van zekerheid, aan het vonnis voldoet.
5.2
Blijkens zijn brief van 8 juli 2013 stelt [appellant] zich op het standpunt dat voor hem op grond van het bepaalde in artikel 335 lid 2 Rv het rechtsmiddel van hoger beroep openstond, nu het vonnis van de voorzieningenrechter reeds op 6 mei 2013 was geëffectueerd en daarmee voor het instellen van het hoger beroep aan het vonnis was voldaan.
5.3
Het hof is evenwel van oordeel dat [appellant] geen rechten kan ontlenen aan het bepaalde in artikel 335 lid 2 Rv. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Tegen [appellant] is - anders dan artikel 335 lid 2 Rv eist - geen vonnis gewezen als bedoeld in artikel 140 lid 2 Rv, nu van een dergelijk vonnis alleen sprake is wanneer er in de desbetreffende procedure meerdere gedaagden zijn gedagvaard, waarvan ten minste één is verschenen en waarvan tegen de andere(n) verstek is verleend. Ieder1 heeft echter in de onderhavige procedure alleen [appellant] gedagvaard. De voorzieningenrechter heeft tegen [appellant] verstek verleend en vervolgens overeenkomstig het bepaalde in artikel 139 Rv op
2 mei 2013 een verstekvonnis gewezen.
5.4
Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat voor [appellant] tegen het vonnis van 2 mei 2013 alleen het rechtsmiddel van verzet heeft opengestaan, zodat hij in het door hem tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep niet kan worden ontvangen.
5.5
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [appellant] worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: 1 punt, tarief II).
De beslissingHet gerechtshof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ieder1 begroot op € 683,- voor verschotten en op € 894,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. J.H. Kuiper en mr. M.E.L. Fikkers en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 23 juli 2013.