Uitspraak
1.[appellant 1],
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellant 1],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 januari 2012,
- de memorie van grieven, met producties,
- de memorie van antwoord,
- een akte van [appellant 1] d.d. 11 december 2012, met producties,
- een antwoordakte van [geïntimeerde] d.d. 8 januari 2013,
- het pleidooi waarbij pleitnotities zijn overgelegd.
3.De vaststaande feiten
"
Bevinden zich in uw pand nog loden leidingen?"met "
nee"beantwoord.
Naar aanleiding van ons telefoon gesprek en afspraak bij ons in ons nieuwe pand ([adres]) die wij hebben gekocht van Mevrouw [geïntimeerde] sturen wij u deze mail.
4.De vordering en de beslissing in eerste aanleg
5.De grieven
6.De beoordeling
LJNAU2414). Daaruit volgt dat [appellant 1] in elk geval mochten verwachten dat in de woning gewoond zou kunnen worden op een veilige manier en met een bepaalde mate van duurzaamheid.
tot vergoeding van de kosten van reparatie van de waterleidingniet in verzuim is geraakt, zodat [geïntimeerde] die kosten niet aan [appellant 1] behoeft te vergoeden.
(gevolg)schade die als gevolg van de lekkage is opgetreden. Deze schade zou niet zijn geleden indien [geïntimeerde] aanstonds deugdelijk had gepresteerd en wordt niet weggenomen door het verhelpen van de lekkage. In zoverre is de tekortkoming niet voor herstel vatbaar en is de tekortkoming blijvend onmogelijk in de zin van artikel 6:74 en artikel 6:81 BW (vergelijk Hoge Raad 4 februari 2000,
LJN:AA4732). Tot vergoeding van deze gevolgschade is [geïntimeerde], behoudens het door haar bij te brengen tegenbewijs, gehouden.
dinsdag 13 augustus 2013teneinde [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen bij akte zich uit te laten zoals hiervoor onder 6.8 overwogen,