ECLI:NL:GHARL:2013:5126

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
11/00312
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de vaststelling van de waarde van een bedrijfshal onder de Wet WOZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de waarde van een bedrijfshal is vastgesteld door de gemeente Dronten. De belanghebbende, eigenaar van de bedrijfshal, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 227.000, welke is gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 7 mei 2013 zijn zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar gehoord. De belanghebbende stelt dat de waarde van de bedrijfshal te hoog is en vraagt om een verlaging naar € 47.457. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde en stelt dat deze correct is bepaald aan de hand van de gekapitaliseerde brutojaarhuur en vergelijkbare verkoopprijzen van andere bedrijfshallen. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de waarde van het object niet te hoog is vastgesteld. Echter, het hof komt tot de conclusie dat delen van het object die als woonruimte worden gebruikt, buiten beschouwing moeten worden gelaten bij de bepaling van de heffingsmaatstaf. Dit leidt tot een vermindering van de aanslag in de gebruikersbelasting tot € 238,41. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de gemeente Dronten wordt veroordeeld tot het vergoeden van de griffierechten en proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 11/00312
Uitspraakdatum:
9 juli 2013
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank) van 7 oktober 2011, nummer
awb10/1137, in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Dronten (hierna: de Ambtenaar)
1.
Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij beschikking van 28 februari 2009 is de waarde van de onroerende zaak plaatselijk bekend [a-straat 1] (hierna: het object) naar de waardepeildatum 1 januari 2008 voor het kalenderjaar 2009 op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) vastgesteld op € 227 000. De beschikking is op één biljet verenigd met aanslagen in de afvalstoffenheffing en de rioolheffing alsmede met twee aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Dronten, berekend naar het tarief voor niet-woningen ter zake van de eigendom onderscheidenlijk het gebruik van het object.
1.2. Het bezwaar tegen de beschikking is bij uitspraak van de Ambtenaar ongegrond verklaard.
1.3. Het beroep tegen die uitspraak is door de Rechtbank ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. Tot de stukken van het geding behoren voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier in deze zaak, het verweerschrift in hoger beroep en de aanvulling daarop, beide met de daarin genoemde bijlagen, alsmede de conclusie van repliek van belanghebbende.
1.5. Bij het onderzoek ter zitting op 7 mei 2013 te Arnhem zijn gehoord belanghebbende alsmede namens de Ambtenaar [A].
1.6. Van de zitting is het proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Het object is een vrijstaande bedrijfshal van stalen constructie en afgewerkt met damwandprofielplaten in twee bouwlagen, ieder met een vloeroppervlakte 350 m². Het object is in 1997 gebouwd op een op het bedrijventerrein van [Z] gesitueerde kavel van 810 m², waarop volgens het geldende bestemmingsplan een extra bedrijfswoning mag worden gebouwd.
2.2.
Op de begane grond van het object bevindt zich naast de opslagruimte een woonruimte. Op de verdieping bevindt zich eveneens een woonruimte, die een aparte opgang heeft door middel van de brandtrap aan de achterzijde van het gebouw.

3.Geschil, standpunten en conclusies van partijen

3.1.
Partijen houdt verdeeld, of de vastgestelde waarde van het object terecht is gehandhaafd op € 227 000, zoals de Ambtenaar verdedigt, dan wel moet worden verminderd tot € 47 457, wat belanghebbende voorstaat.
3.2.
Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.
3.3.
Daaraan is mondeling toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.4.
Belanghebbende verzoekt in hoger beroep de vastgestelde waarde te verminderen tot € 47 457.
3.5.
De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De Ambtenaar heeft de waarde van het object bepaald aan de hand van de gekapitaliseerde brutojaarhuur, uitgaande van een oppervlakte van 350 m² à € 35 voor de begane grond en € 17 voor de verdieping en met toepassing van een kapitalisatiefactor van 10,7. In het onderbouwende taxatierapport van [A] voornoemd zijn ter vergelijking genoemd de huurprijs van de loods [b-straat 1], die op 13 juni 2008 is ingegaan, alsmede de verkoopprijzen van de bedrijfshal [c-straat 1] (op 25 januari 2008 voor € 195 000) en van [d-straat 1] (op 2 september 2008 voor € 177 000).
4.2.
Deze gegevens worden door belanghebbende vergeefs bestreden met zijn verwijzing naar de Nota gronduitgifteprijzen 2008 van de gemeente Dronten. Uit die Nota kan immers op geen enkele wijze worden afgeleid in welke verhouding de daarin vermelde prijzen op de waardepeildatum 1 januari 2008 staan tot huurwaarden van bedrijfsgebouwen die op de daar bedoelde bedrijventerreinen worden of zijn gerealiseerd.
4.3.
Om dezelfde reden beroept belanghebbende zich vergeefs op de uitgifteprijs van € 71/m² volgens de voormelde Nota gronduitgifteprijzen 2008. Gesteld noch gebleken is dat in die prijs op de door belanghebbende bedoelde [e-straat 1] (halfzichtlocatie) een mogelijkheid is verdisconteerd om, zoals op belanghebbendes perceel is toegestaan, extra bedrijfswoningen op te richten. In zijn aanvullende hogerberoepschrift voert belanghebbende nog aan dat de door [A] voornoemd gehanteerde kapitalisatiefactor 10,7 nog ter discussie staat, doch deze is noch daar noch in de conclusie van repliek gemotiveerd bestreden.
4.4.
Tegenover de gegevens waarmee de Ambtenaar de vastgestelde waarde onderbouwt, stelt belanghebbende geen objectieve gegevens van gelijk gewicht. De Ambtenaar is derhalve geslaagd in het van hem verlangde bewijs dat de vastgestelde waarde niet te hoog is.
4.5.
De Ambtenaar verdedigt voorts terecht dat voor de toepassing van de Wet WOZ sprake is van één object. De gehele kavel is eigendom van belanghebbende. De op de kavel gebouwde bedrijfshal is eigendom van belanghebbende. De in de bedrijfshal op de begane grond gecreëerde woonruimte is bij belanghebbende in gebruik. De woonruimte op de verdieping die door zijn zoon [B] wordt bewoond, behoort – zo begrijpt het Hof belanghebbendes verklaringen ter zitting – bij het bedrijfsgedeelte van de bedrijfshal. De bedrijfshal is in gebruik bij belanghebbende. Belanghebbende heeft, tegenover de betwisting door de Ambtenaar, onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die kunnen leiden tot het oordeel dat het object meer dan één onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ zou omvatten. Voor zover belanghebbende zich met zijn stelling dat andere eigenaren van onroerende zaken bij hem in de buurt wél twee beschikkingen hebben gekregen beroept op het gelijkheidsbeginsel, faalt dit. Belanghebbende maakt, tegenover de weerspreking van de Ambtenaar dat het in die gevallen evenals in het onderhavige geval gaat om één gebruiker, geen feiten en omstandigheden aannemelijk op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de door hem bedoelde gevallen gelijk zijn aan het zijne.
4.6.
In hetgeen zo-even is overwogen ligt besloten, dat in het object delen zijn te onderscheiden die in hoofdzaak tot woning dienen, althans in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Een juiste toepassing van artikel 220e van de Gemeentewet brengt mee, dat die delen buiten aanmerking worden gelaten bij de bepaling van de heffingsmaatstaf. De Ambtenaar heeft ter zitting van het Hof desgevraagd verklaard dat hij geen rekening heeft gehouden met dat artikel 220e.
4.7.
Overeenkomstig hetgeen is beslist in de uitspraak van dit Hof van 15 februari 2011, waarvan een afschrift zich in het rechtbankdossier bevindt, onderdeel 4.15, kan uitgaande van 120 m² woondeel op de begane grond en van 60 m² op de verdieping, van de vastgestelde waarde het 120/350e gedeelte van € 131 075 ofwel € 44 940 en het 60/350e gedeelte van € 63 665 ofwel € 10 914 worden toegerekend aan woondoeleinden.
4.8.
Dit brengt mee dat de aanslag in de gebruikersbelasting moet worden verminderd tot een, berekend naar een heffingsmaatstaf van € (227 000 – 44 940 – 10 914 =) 171 146, derhalve tot 0,1393% daarvan ofwel € 238,41.

5.Slotsom

Het beroep en hoger beroep zijn in zoverre gegrond. De uitspraak van de Ambtenaar waarbij volgens artikel 30, lid 2, van de Wet WOZ het bezwaar tegen de aanslag in de gebruikersbelasting geacht moet worden ongegrond te zijn verklaard, kan niet in stand blijven. Die aanslag moet worden verminderd tot € 238,41.

6.Kosten

De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op zijn reis en verblijfkosten, begroot op € 59.

7.Beslissing

Het Gerechtshof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
– vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover daarbij de aanslag in de onroerendezaakbelasting wegens gebruik van [a-straat 1] niet is verminderd;
– vermindert die aanslag tot € 238,41;
– verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar voor het overige ongegrond;
– gelast de gemeente Dronten aan belanghebbende de door hem betaalde griffierechten van € 41 in eerste aanleg en € 112 in hoger beroep te vergoeden;
– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 59.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. J.A Monsma, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. B.F.A. van Huijgevoort in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2013.
De griffier,
De voorzitter,
(A. Vellema)
(J.A Monsma)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 11 juli 2013
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
(bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.