Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een kantoorpand aan de [A-straat 1] te [Z] voor het kalenderjaar 2011, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 4.084.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 12 maart 2013 heeft de gemachtigde van belanghebbende, samen met de heffingsambtenaar en een WOZ-taxateur, de standpunten toegelicht. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en concludeerde tot een vermindering tot € 3.431.000, terwijl de heffingsambtenaar de uitspraak van de rechtbank wilde bevestigen. Het Hof oordeelde dat de waarde van het kantoorpand kan worden vastgesteld door toepassing van de methode van kapitalisatie van de huurwaarde, waarbij de overeengekomen huurprijs van € 130 per m² als uitgangspunt werd genomen.
Het Hof overwoog dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de omstandigheid dat de verhuur vrijgesteld was van omzetbelasting. Belanghebbende stelde dat de overeengekomen huurprijs te hoog was, maar het Hof achtte het aannemelijk dat de huurprijs rekening hield met de vrijstelling van omzetbelasting. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar zijn stelling voldoende had onderbouwd met verwijzingen naar vergelijkbare transacties en dat belanghebbende geen bewijs had geleverd voor zijn betwisting. Daarom bevestigde het Hof de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de waarde van het kantoorpand niet te hoog was vastgesteld.