Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
en
[belanghebbende 2],verder te noemen: de vader,
beiden wonende te [woonplaats],
gezamenlijk ook te noemen: de ouders.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
- een voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verleend met ingang van 18 maart 2013 voor de duur van vier weken;
- bepaald dat de stichting, de minderjarige, de advocaat en overige belanghebbenden zullen worden gehoord ter terechtzitting van 21 maart 2013 om 9.15 uur (de ouders) en om 11.15 uur (de minderjarige en zijn advocaat),
- de beslissing voor het overige aangehouden.
4.De motivering van de beslissing
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het voor de gedragswetenschapper, naar deze dan ook terecht in zijn verklaring schrijft, feitelijk onmogelijk was [verzoeker] te onderzoeken, nu zijn verblijfplaats onbekend was en ook niet op andere wijze, bijvoorbeeld telefonisch of per sms met [verzoeker] contact was te krijgen.
De tweede grief faalt dus eveneens.
Het hof merkt nog wel op dat aan [verzoeker] moet worden toegegeven dat in de bestreden beschikking een op de onderhavige situatie voldoende toegespitste motivering ontbreekt waarom hij voorafgaand aan het verlenen van de voorlopige machtiging tot zijn uithuisplaatsing in een gesloten voorziening niet door de rechter is gehoord en waarom hij met het oog op de af te geven instemmingsverklaring niet kort tevoren door een gedragswetenschapper was onderzocht. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen, maar met verbetering van gronden.