In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin een aanslag in het recht van successie is opgelegd na de verkrijging uit de nalatenschap van de erflater. De erflater had twee appartementen in Spanje, en de vraag is of belanghebbende recht heeft op vermindering van het Nederlands successierecht in verband met de Spaanse erfbelasting die door de echtgenote van de erflater is betaald. De rechtbank had eerder de aanslag verminderd, maar belanghebbende was het niet eens met de uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de erflater gehuwd was en dat de appartementen aan de echtgenote zijn toegedeeld. De Inspecteur heeft betoogd dat er geen recht op vermindering bestaat, omdat Spanje geen aanslag erfbelasting aan belanghebbende heeft opgelegd. Belanghebbende heeft echter aangevoerd dat dit niet relevant is voor de toepassing van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb).
Het Hof heeft geoordeeld dat, hoewel Spanje geen boedelbelasting kent, de erfbelasting in Spanje per verkrijger wordt geheven. Het Hof concludeert dat belanghebbende geen recht heeft op vermindering van het Nederlands successierecht, omdat er geen aanslag erfbelasting aan hem is opgelegd. De omstandigheid dat de Spaanse erfbelasting indirect voor rekening van belanghebbende is gekomen, leidt niet tot een andere conclusie. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.