In deze zaak gaat het om de ontheffing van het gezag van ouders over hun drie kinderen, die sinds februari 2010 in een pleeggezin verblijven. De ouders zijn in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin hun gezag over de kinderen werd ontnomen. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ontheffing, onderbouwd door een rapport dat de ongeschiktheid van de ouders om voor de kinderen te zorgen aantoont. De ouders verzetten zich tegen deze beslissing en stellen dat zij in staat zijn om de zorg voor hun kinderen op zich te nemen, en dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft waarom hun gezag moet worden ontnomen.
Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de kinderen in de thuissituatie bij de ouders fysiek en emotioneel verwaarloosd zijn. De ouders hebben in het verleden niet adequaat gereageerd op de hulpverlening en hebben geen inzicht getoond in hun problematiek. De kinderen hebben zich in het pleeggezin goed ontwikkeld, en het hof concludeert dat het belang van de kinderen bij stabiliteit en continuïteit in hun opvoeding zwaarder weegt dan het recht van de ouders op behoud van het gezag. De ouders hebben geen overtuigend bewijs geleverd dat zij in staat zijn om de zorg voor de kinderen te dragen, en hun verzoek om een deskundigenonderzoek naar hun opvoedingsvaardigheden is afgewezen. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank, waarmee de ontheffing van het gezag over de kinderen in stand blijft.