Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde 1],
[de v.o.f.],
2. [geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 22 juni 2012,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord, tevens van grieven in incidenteel hoger beroep (met productie),
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep,
- [de v.o.f.], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hoofdelijk in de zin dat als de een betaalt de anderen zullen zijn gekweten, te veroordelen om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 90.000, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente van de dag van betekening van de inleidende dagvaarding tot de dag van de algehele betaling,
- [de v.o.f.], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] te veroordelen om te gehengen en te gedogen dat [appellant] zijn eigen (voormalige) cliënten (van de VOF) met een jaaromzet van € 75.000 à € 100.000 bedient zonder dat geïntimeerden hem daarbij iets in de weg leggen,
- het vennootschapsvermogen van [de v.o.f.] te scheiden en te delen met dien verstande dat de na uitbetaling van het winstaandeel van [appellant] resterende activa van de vennootschap aan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] worden toegescheiden onder de verplichting om de passiva van de vennootschap voor hun rekening te nemen en [appellant] voor aanspraken van de schuldeisers van de vennootschap onder firma per 31 oktober 2010 te vrijwaren,
- [de v.o.f.], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hoofdelijk in de zin dat als de een betaalt de anderen zullen zijn gekweten, veroordeelt in:
3.De beoordeling
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
De bespreking van de grieven
grief 1 in het principaal appelklaagt [appellant] over rechtsoverweging 2.6 van het vonnis van 2 mei 2012. Daaruit zou blijken dat de rechtbank heeft miskend dat [appellant] vanaf 2008 niet meer in loondienst was. Naar het oordeel van het hof blijkt echter niet uit de bestreden rechtsoverweging dat de rechtbank daarvan is uitgegaan. Waar de rechtbank spreekt over loonkosten en dergelijke, doelt zij klaarblijkelijk op de als productie 17 overgelegde salarisspecificatie over 2007. De grief faalt.
grief 2 in het principaal appelheeft de rechtbank ten onrechte acht geslagen op de producties die de advocaat van [geïntimeerden] bij brief van 28 februari 2012 voorafgaand aan de getuigenverhoren aan de rechtbank heeft toegezonden. [appellant] klaagt dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, nu hij geen gelegenheid heeft gehad zich over deze producties uit te laten. Hoewel deze klacht op zichzelf terecht is voorgedragen, leidt de grief niet tot vernietiging, nu [appellant] in hoger beroep deze producties zelf in zijn gefourneerde procesdossier heeft gevoegd en alsnog de gelegenheid te baat heeft genomen zich uitvoerig over deze producties uit te laten.
grieven 3 tot en met 6 in het principaal appel klaagt [appellant] over het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerden] zijn geslaagd in de aan hen gegeven bewijsopdracht. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
"daarnaast is gezegd"dat dit niet het enige bedrag zou zijn en dat hij nog een deel van de restantwinst tegemoet kon zien, maar uit zijn verklaring blijkt niet dat ter zake concreet iets tussen partijen is overeengekomen. Hij verklaart immers zelf dat geen concreet bedrag is genoemd. Het enkele feit dat in de jaarrapporten 2008 en 2009 het ter zake door [appellant] in zijn
grieven 7 en 8 in het principaal appelklagen over het oordeel van de rechtbank dat het resterend winstaandeel van [appellant] kan worden gesteld op € 9.000,-. Waar met deze grieven wordt betoogd dat [appellant] recht heeft op meer dan dit bedrag, vloeit uit het voorgaande voort dat ook deze grieven falen. In het incidenteel appel zal aan de orde komen of [appellant] recht heeft op het bedrag van € 9.000,-.
grieven 2 en 3in het incidenteel appel zijn gericht tegen rechtsoverwegingen 2.19 tot en met 2.25 van het bestreden vonnis van 2 mei 2012. In die rechtsoverwegingen motiveert de rechtbank (nader) de gedeeltelijke toewijzing van de conventionele vorderingen en voorts de afwijzing van de vordering in reconventie. Het hof stelt vast dat [geïntimeerden] in de toelichting op deze grieven slechts hun in eerste aanleg ingenomen stelling dat [appellant] voor een bedrag van € 51.684,- is overbedeeld herhalen en die stelling summier nader onderbouwen (zie het gestelde onder 10 en 12 tot en met 19 van de memorie van antwoord, tevens inhoudende grieven in het incidenteel appel). Het hof zal daarop hieronder ingaan. Voor zover de afgewezen vordering in reconventie tevens bestond uit een aantal schadeposten waarvoor [geïntimeerden] [appellant] aansprakelijk achten, leest het hof in de toelichting op de grieven geen bezwaren tegen de afwijzing daarvan door de rechtbank.
volgens de jaarrekeningop basis van € 33.000,- per jaar: € 9.000
De slotsom