Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
26 januari 2011, 27 juli 2011 en 14 maart 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, thans rechtbank Overijssel.
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 juni 2012,
- de memorie van grieven tevens vermindering van eis,
- de memorie van antwoord, tevens van grieven in incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep,
- een akte van [appellant],
- een antwoordakte van [geïntimeerde].
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
te vernietigen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 14 maart 2012 onder kenmerk 170784/HL ZA 10-582 gewezen en opnieuw rechtdoende, doende wat de eerste rechter had behoren te doen, alsnog bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, te beslissen als volgt:
"
om appellant in principaal appèl niet in zijn hoger beroep te ontvangen, althans het tussenvonnis en eindvonnis van rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civiel van 27 juli 2011 respectievelijk 14 maart 2012, gewezen tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagden, ten aanzien van het principaal appèl te bekrachtigen, met veroordeling van appellant in principaal appèl in de kosten van deze procedure, één en ander zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen arrest en vermeerderd met nakosten voor een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van € 199,00;
om het tussenvonnis en eindvonnis van rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civiel van27 juli 2011 respectievelijk 14 maart 2012, gewezen tussen appellant in incidenteel appèl als gedaagde en geïntimeerde als eiser, ten aanzien van het incidenteel appèl gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de oorspronkelijke vorderingen van geïntimeerde in incidenteel appèl alsnog volledig af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in incidenteel appèl in de kosten van deze procedure, één en ander zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen arrest en vermeerderd met nakosten voor een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van € 199,00.".
appellant in incidenteel appel in haar vorderingen in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans en in elk geval deze vordering aan appellant te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen.
3.De feiten
waarvan de gezamenlijke jaarpremie € 5.469,08 beliep. Na een opsomming van de afgesloten verzekeringen luidt de brief - voor zover van belang - als volgt:
"De rest van het kapitaal dat wij destijds ter beschikking hadden is ondergebracht in een aantal aandelenfondsen met de achterliggende gedachte dat bovengenoemde premies uit de opbrengst hiervan betaald zouden worden. Door de ontwikkelingen op de kapitaalmarkt van de afgelopen jaren is hiervan echter geen sprake en zijn wij vanaf het begin genoodzaakt de premies uit eigen middelen te betalen.
"Vermogensbeheerder: Credit Suisse".
In het prospectus staat onder meer:
"1.11 Events of Default (a) Due en Repayable., All Bonds shall become due and repayable at the principle amount (…) in the event: (i) het Issuer is adjudicated bankrupt or granted moratorium of payments, or: (ii) an order is made or an effective resolution is passed for the winding-up or liquidation (voluntary or juridical) of het Issuer (…)
"Hierbij de door U gevraagde prospectus, met daarin aangestreept de in de bijlage 1 vermelde specificaties en een korte toelichting voor intermediairs. Er wordt dus wel degelijk over Credit Suisse gepraat in de prospectus.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
heeft naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende gesteld ten betoge dat hij niet tot overboeking van zijn inleg zou zijn overgegaan als [geïntimeerde] hem voor 16 maart 2004 op de hoogte zou hebben gesteld van de kritische informatie over [Q] (r.o. 2.8 eindvonnis van 14 maart 2012). Om die reden heeft de rechtbank de vordering van [appellant] afgewezen.
5.De beoordeling
grief 2 in principaal appelklaagt [appellant] dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, door in haar eindvonnis in r.o. 2.7 een standpunt van [geïntimeerde] weer te geven waarop [appellant] niet meer heeft kunnen reageren.
Het hof is van oordeel dat [appellant], die in dit hoger beroep alsnog de gelegenheid heeft gehad zijn standpunt dienaangaande weer te geven, geen belang heeft bij de bespreking van deze grief, wat daarvan verder ook zij.
Eveneens staat vast dat [geïntimeerde] [appellant] heeft geadviseerd om voor een bedrag van
€ 40.000,- [Q] Garantie Certificaten aan te schaffen - welk bedrag gefinancierd diende te worden middels een verhoging van de hypotheek op de woning van [appellant] - en dat [geïntimeerde] [appellant] daarbij heeft verzekerd dat zowel de betaling van de rente als de (terug)betaling van de inleg door Credit Suisse zou zijn gegarandeerd.
heeft onweersproken gesteld dat [geïntimeerde] heeft toegezegd hem een Nederlandse versie van het prospectus te zullen toezenden, maar dat [geïntimeerde] dat heeft nagelaten en dat [appellant] volledig is afgegaan op de mededelingen van [geïntimeerde].
Ten slotte staat vast dat [Q] failliet is gegaan en dat Credit Suisse niet garant bleek te staan voor de inleg.
€ 2.160,- dat door hem aan rente van [Q] is ontvangen. Hij vordert thans nog een bedrag van € 37.840,- in hoofdsom. [appellant] schade bestaat naar 's hofs oordeel tenminste uit dat bedrag nu gesteld noch gebleken is dat [appellant] enige uitkering uit het faillissement van [Q] heeft gekregen of kan verwachten en [geïntimeerde] heeft erkend dat er bij [Q] "niets gehaald kan worden" (conclusie van antwoord, randnummer 32).
Het hof stelt vast dat [appellant] in hoger beroep niet langer vergoeding van buitengerechtelijke kosten vordert. Daarnaast heeft [appellant] geen belang bij een verklaring voor recht, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen. [geïntimeerde] zal de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, alsmede in de nakosten. De proceskosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] wat het geliquideerd salaris voor de advocaat betreft begroot op € 2.316,- (4 punten, tarief III) in eerste aanleg en op € 1158,- (1 punt, tarief III) in het principaal appel. Naar vaste rechtspraak vindt geen kostenveroordeling plaats in het incidenteel appel indien dat onnodig is ingesteld. Dat is hier het geval nu de in het incidenteel appel opgeworpen vraag ingevolge de devolutieve werking van het principaal appel ook door het hof zou moeten worden beantwoord.
6.De beslissing
€ 756,64 aan verschotten;