Uitspraak
1.[appellant 1],
2. [appellant 2],
3. [appellante 3],
4. [appellant 4],
[appellanten],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep,
- de memorie van grieven, met één productie,
- de memorie van antwoord, met twee producties.
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
3.Beoordeling
het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitende gebruik van de woning op de tweede verdieping met toebehoren en afzonderlijke garage op de begane grond, [straat] te [X], kadastraal bekend gemeente [X], [nummer kadaster]."
voor het huwelijk de eigendom verkregen heeft van het registergoed aan de [adres] te [X], welk registergoed werd belast met een hypothecaire inschrijving (…), hoofdsom oorspronkelijk groot negen en negentig duizend gulden (f 99.000,00) (…) hetgeen blijkt uit een akte van geldlening met hypotheekstelling (…). De geldlening is per 30 oktober 1992 geheel afgelost;
tijdens hun huwelijk heeft meebetaald aan de aflossing van deze hypothecaire geldlening en derhalve een vordering heeft op de ondergetekende sub 2 genoemd wegens de door hem betaalde bedragen;
grieven I, II en XIkeren zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de vordering van [appellanten] om inzage in de omvang van de nalatenschap en het vermogen van [de erflater] moet worden afgewezen. In dat verband hebben zij er op gewezen dat hun vader vermoedelijk uit de verkoop van zijn eigen woning vermogen had verworven en dat hij waarschijnlijk vermogen heeft opgebouwd uit zijn pensioen. Volgens hen beschikte hun vader over een behoorlijk pensioen en had hij de laatste jaren als gevolg van bedlegerigheid weinig uitgaven. [de erflater] heeft hen echter nooit geïnformeerd over de omvang van de nalatenschap van hun vader, aldus [appellanten] Zij achten het ongeloofwaardig dat de gelden van hun vader zijn verdampt of op andere wijze zouden zijn verdwenen en dat niet het totale saldo van zijn rekeningen naar [de erflater] is overgeschreven. Naar hun oordeel had de rechtbank dan ook gevolgen moeten verbinden aan het feit dat [de erflater] geen boedelbeschrijving heeft gemaakt en [geïntimeerde] moeten gelasten inzage te verschaffen in de administratie en het (nagelaten) vermogen van [de erflater] vanaf het overlijden van [appellant 1] tot het overlijden van [de erflater].
grieven III tot en met IXkomen [appellanten] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de boedel van de nalatenschap tegenover hen gekweten zal zijn na betaling aan ieder van hen van een bedrag van € 4.492,42, vermeerderd met rente in plaats van het door hen gevorderde bedrag van € 20.000,-, vermeerderd met rente. Zij zijn van opvatting dat toepassing van de beleggingsleer er toe leidt dat zij ieder aanspraak kunnen maken op éénvijfde deel van de helft van de opbrengst van het appartement van [de erflater]. Doordat hun vader f. 49.500,- heeft meebetaald aan de aflossing van de hypothecaire lening op het appartement van [de erflater] heeft hij volgens hen de facto de helft afgelost van de schuld verbonden aan deze destijds door hun vader en [de erflater] gezamenlijk bewoonde woning, zodat per saldo ook de helft van de waardevermeerdering van die woning aan hun vader is toegekomen.
grieven X, XII en XIIIkomen op tegen het dictum van het vonnis van 9 november 2011 in conventie, respectievelijk in reconventie en de daaraan gekoppelde proceskostenveroordelingen. Deze grieven hebben geen zelfstandige betekenis, zodat zij verder geen bespreking behoeven.