Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
1 februari 2012, zoals gecorrigeerd bij vonnis van 14 maart 2012, dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector handel en kanton, locatie Amersfoort) tussen [appellante] als eiseres en Hertzinger als gedaagde heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
1 februari 2011 tot 1 augustus 2011 en subsidiair een vergoeding van € 15.000,- wegens kennelijk onredelijk ontslag. Hertzinger heeft in incident gevorderd dat haar op grond van artikel 27 van de Faillissementswet (hierna: Fw) wordt toegestaan de curator in het faillissement van [appellante] op te roepen. Nadat deze toestemming is verleend en de curator aan Hertzinger te kennen heeft gegeven dat hij de procedure niet zal overnemen, heeft Hertzinger vervolgens verlening van ontslag van instantie gevorderd, zoals het hof met de kantonrechter begrijpt. Bij het thans in hoger beroep bestreden vonnis heeft de kantonrechter kort gezegd dit verzoek na belangenafweging gehonoreerd en ontslag van instantie verleend. Het hoger beroep van [appellante] richt zich tegen het verleende ontslag van instantie en de door de kantonrechter toegepaste belangenafweging.
in eerste aanleg. Dit verweer faalt reeds omdat artikel 23 Fw weliswaar de gefailleerde de beschikking en het beheer over het vermogen doet verliezen, zoals Hertzinger terecht heeft aangevoerd, maar deze bepaling maakt de gefailleerde niet handelingsonbekwaam en staat er ook niet aan in de weg dat de gefailleerde in rechte optreedt. Artikel 25 lid 2 Fw maakt dit niet anders. Het voorgaande vindt bevestiging in artikel 27 lid 2 Fw waarin is bepaald dat als de curator de procedure niet overneemt, de procedure buiten bezwaar van de boedel, maar dus dóór de gefailleerde, wordt voortgezet.
in haar hoger beroepverwerpt het hof deze stelling.
Het belang van [appellante] bestaat eruit dat bij een toewijzing van haar vordering de opbrengst in de boedel zal vallen. Dit belang is evenwel, mede gelet op de omstandigheid dat de curator geen aanleiding heeft gezien om de procedure over te nemen ondanks de (door [appellante] gestelde) mogelijkheid dat de boedel daarbij zou zijn gebaat, naar het oordeel van het hof niet zodanig zwaarwegend dat het genoemde belang van Hertzinger daaraan ondergeschikt dient te worden gemaakt. Dat uit de genoemde brief van de curator van 27 maart 2012 zou blijken dat volgens de curator haar weigering om de procedure voor rekening en risico van de boedel voort te zetten niets te maken had met de ingeschatte proceskansen, doet zonder toelichting die ontbreekt aan dit oordeel niet af. Het hof verenigt zich daarmee met het oordeel van de kantonrechter, dit tegen de achtergrond dat de enkele omstandigheid dat ontslag van instantie is verleend [appellante] overigens niet belet opnieuw een procedure te beginnen, zodat in zoverre niet juist is de stelling van [appellante] dat zij haar bezwaren tegen het aan haar verleende ontslag niet aan de rechter zou kunnen voorleggen. Voor zover [appellante] heeft gesteld dat er meer belangen zijn dan de kantonrechter heeft genoemd, heeft zij verder nagelaten te benoemen om welke andere belangen het zou gaan.