ECLI:NL:GHARL:2013:4612

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
TBS P13/0123
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en verblijfstatus van vreemdelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in Somalië, die zich in een kliniek bevindt. De terbeschikkingstelling was eerder door de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, verlengd op 24 januari 2013. De doelstelling van de terbeschikkingstelling is niet alleen de beveiliging van de samenleving, maar ook de behandeling van de terbeschikkinggestelde en de voorbereiding op een verantwoorde terugkeer in de maatschappij. Het hof benadrukt dat verloven een essentieel onderdeel zijn van het resocialisatietraject. Bij het ontbreken van een verblijfsstatus kan de terbeschikkinggestelde in een uitzichtloze situatie komen te verkeren, vooral als repatriëring naar het land van herkomst niet mogelijk is.

Het hof verwijst naar een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waarin het anders behandelen van vreemdelingen in vergelijking met eigen onderdanen in strijd is met het discriminatieverbod. Het hof overweegt dat, hoewel de situatie van de terbeschikkinggestelde nu nog niet gelijkwaardig is aan die van een terbeschikkinggestelde met verblijfstatus, er omstandigheden kunnen zijn waarin een gelijke behandeling noodzakelijk is. De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft betoogd dat de gevolgen voor de verblijfstatus van de terbeschikkinggestelde in overweging moeten worden genomen bij de verlenging van de maatregel.

De advocaat-generaal heeft echter gesteld dat de ernst van het gepleegde feit en de veiligheid van de samenleving voorop staan. Het hof concludeert dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en bevestigt de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling, onder aanvulling van de overwegingen met betrekking tot de verblijfstatus en de resocialisatie van vreemdelingen zonder verblijfstatus. Het hof benadrukt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist, en dat de terbeschikkinggestelde in een vroeg stadium van zijn behandeling verkeert, waardoor de duur van de maatregel in verhouding staat tot de ernst van het delict.

Uitspraak

TBS P13/0123
Beslissing d.d. 16 mei 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [1981],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 24 januari 2013, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 6 februari 2013;
  • de aanvullende informatie van [kliniek] van 16 april 2013, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 1 oktober 2012 tot en met 15 april 2013.
Het hof heeft ter zitting van 2 mei 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.C. Knoef, advocaat te Den Haag, en de advocaat-generaal mr M.J.M van der Mark.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de oplegging van de maatregel rekening dient te worden gehouden met de gevolgen voor de verblijfstatus van de terbeschikkinggestelde. De Aanwijzing van het OM laat zien welke moeilijkheden zich voor kunnen doen bij terbeschikkingstelling van degenen die geen verblijfstatus hebben. Indien de terbeschikkinggestelde ongewenst wordt verklaard, biedt artikel 38la van het Wetboek van Strafrecht in het onderhavige geval niet de mogelijkheid de tbs met verpleging van overheidswege te beëindigen. Resocialisatie - één van de kernbeginselen van de maatregel - is evenmin mogelijk nu een ongewenst vreemdeling geen verloven kan praktiseren. De terbeschikkinggestelde bevindt zich in een vroeg stadium van zijn behandeling zodat de duur van de maatregel thans nog in verhouding is met de ernst van het delict. Indien de terbeschikkinggestelde ongewenst wordt verklaard, zal uiteindelijk het rechtsbeginsel van de proportionaliteit een rol gaan spelen. De raadsman heeft verwezen naar de uitspraken van de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem van 16 november 2007, LJN: BB8298 en van 20 augustus 2012, LJN: BX7368. De raadsman heeft voorts opgemerkt dat de duur van een strafrechtelijke maatregel ook een rol speelt bij de eventuele beslissing tot ongewenstverklaring in een vreemdelingenprocedure. Nu het voor het verdere verloop van de behandeling van belang is dat de terbeschikkinggestelde een verblijfsvergunning krijgt, dient hij in de vreemdelingenrechtelijke procedure een kans te krijgen.
Gezien bovenstaande heeft de raadsman verzocht de verlenging van de maatregel te beperken tot één jaar en te verwijzen naar de problematiek omtrent vreemdelingen zonder verblijfstatus in de terbeschikkingstelling.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de oplegging van de maatregel niet nadrukkelijk hoeft te worden overwogen wat de gevolgen kunnen zijn voor de verblijfsvergunning van de terbeschikkinggestelde. Het probleem ligt immers niet bij de oplegging van de maatregel maar bij het ernstige feit dat door de terbeschikkinggestelde is gepleegd en aan de oplegging van de maatregel ten grondslag ligt. De problematiek van de ongewenste vreemdeling in de terbeschikkingstelling is bekend. Er kan zich echter een situatie voordoen waarin de vordering en de oplegging van de maatregel in een dergelijke situatie toch gerechtvaardigd is. Deze praktijk is niet in strijd met de Aanwijzing terbeschikkingstelling bij vreemdelingen.
De terbeschikkinggestelde is in het verleden - in een andere strafzaak - op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze opname heeft echter niet geleid tot vermindering van het recidivegevaar. Nu het gevaar voor recidive nog aanwezig is, is de veiligheid van onze samenleving in het geding.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank met eventueel een aanvulling van de gronden.
Het oordeel van het hof
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, onder aanvulling van het volgende.
Aanvullende overweging
De rechter die moet oordelen over een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, toetst die vordering aan de vraag of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. Naar het oordeel van het hof wordt met de termen ‘anderen’ en ‘personen’ niet louter gedoeld op personen die zich op het Nederlands grondgebied bevinden.
Het hof heeft vooreerst de vraag te beantwoorden of thans nog sprake is van een dusdanige stoornis en een dusdanig delictgevaar dat verlenging van de verpleging van overheidswege noodzakelijk is. Gelet op de advisering door de kliniek en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Ter zitting is gebleken dat er thans nog een bestuursrechtelijke procedure loopt omtrent de verblijfstatus van de terbeschikkinggestelde. Het is het hof bekend dat de tenuitvoerlegging van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van vreemdelingen zonder verblijfstatus een probleem kan vormen. De problematiek spitst zich toe in de resocialisatiefase, in het bijzonder indien voor de vreemdeling zonder verblijfstatus geen passende voorziening in het land van herkomst kan worden geregeld als bedoeld in artikel 38la, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Als gevolg van het ontbreken van een verblijfsstatus wordt in de praktijk van de tenuitvoerlegging van de maatregel door de Minister van Veiligheid en Justitie geen machtiging voor enige vorm van verlof verleend. De redengeving daarvoor komt erop neer dat deze personen volgens het vreemdelingenrecht niet rechtmatig kunnen terugkeren in de Nederlandse maatschappij. Doelstelling van de aan de terbeschikkinggestelde opgelegde maatregel is echter, naast beveiliging van de samenleving, de behandeling van de terbeschikkinggestelde en de voorbereiding van een verantwoorde terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de maatschappij. Verloven vormen een essentieel onderdeel van die behandeling en het resocialisatietraject. Bij blokkering van die verloven kunnen terbeschikkinggestelden bij wie repatriëring (terugkeer naar het land van herkomst) niet mogelijk is, in een in wezen uitzichtloze situatie komen te verkeren.
Het hof wijst in dit verband op de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Rangelov tegen Duitsland van 22 juni 2012, no. 5123/07. In deze zaak heeft het Europees Hof met betrekking tot een in Duitsland tot Sicherungsverwahrung veroordeelde persoon het anders behandelen van een vreemdeling dan een eigen onderdaan omwille van zijn vreemdelingenrechtelijke status in strijd geoordeeld met artikel 14 (discriminatieverbod) in samenhang met artikel 5 EVRM. Het hof sluit niet uit dat deze uitspraak voor de Nederlandse situatie onder omstandigheden kan impliceren dat teneinde aan de terbeschikkinggestelde zonder verblijfstatus een zoveel mogelijk gelijkwaardige behandeling en resocialisatie te bieden als aan een terbeschikkinggestelde met verblijfstatus, de op het vreemdelingenrecht gestoelde, beleidsmatige beletselen die daaraan volgens de Minister van Veiligheid en Justitie in de weg staan, in hun toepassing dienen te worden beperkt. Een dergelijke situatie doet zich in dit geval thans nog niet voor.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt - onder aanvulling met het bovenstaande – de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 24 januari 2013 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr J.A.W. Lensing en mr E.G. Smedema als raadsheren,
en prof. dr. W.J. Schudel en drs. E. Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van mr K. Bruil als griffier,
en op 16 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.