Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de man,
gemeente Utrecht,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
- [kind 3], op [geboortedatum] 2011.
- dat de man ter zake van de kosten van bijstand een verhaalsbijdrage van € 1.260,- per maand verschuldigd is met ingang van 1 december 2007,
- dat de man met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van de beschikking van de rechtbank ter zake van nog te maken kosten van bijstand een verhaalsbijdrage van € 1.260,- per maand aan de gemeente zal moeten betalen, zolang de bijstandsverlening voortduurt,
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Naar het oordeel van het hof heeft de gemeente hier tegenover onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de bestreden beschikking aan de man op andere wijze vóór 4 december 2012
bekend is geworden. Door te stellen dat de man naar aanleiding van een aanschrijving van de gemeente in 2007 wel informatie heeft verstrekt en de man dus bekend was met de procedure van de gemeente tot verhaalsbijstand, heeft de gemeente niet aangetoond dat de man eerder dan 4 december 2012 bekend was met de bestreden beschikking. Op grond van het bepaalde in artikel 358 lid 2 Rv is de man ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep.
De verklaringen van de belastingdienst, inhoudende dat bij die dienst geen inkomensgege-vens van de man bekend zijn over de jaren 2007 tot en met 2011, zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende om dat aan te tonen, temeer daar de man in die jaren grotendeels in het buitenland verbleef en hij geen bewijsstukken heeft overgelegd met betrekking tot zijn inkomsten aldaar.
Hier komt nog bij dat de man tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard dat hij af en toe heeft gewerkt, klusjes heeft gedaan, en dat hij voor geld auto’s op zijn naam heeft laten registreren. Deze inkomsten zijn niet opgegeven aan de belastingdienst. De man heeft ook geen inzage verschaft in deze inkomsten. Mede gelet op de hoge prioriteit van de betaling van onderhoudsverplichtingen, vooral jegens kinderen, is het hof van oordeel dat het voor rekening van de man dient te komen dat hij onvoldoende inzicht heeft verschaft in zijn financiën. Dat de man ervoor kiest om geen uitkering aan te vragen, in verband met zijn drugs- en gokverslaving, van welke verslaving eveneens geen bewijsstukken zijn overgelegd, en dat de man ervoor kiest om niet te solliciteren, zoals hij heeft verklaard, dient ook voor zijn rekening te blijven, nu hij daarmee zijn onderhoudsverplichting kennelijk miskent.