Uitspraak
de vader,
[de moeder],
de moeder,
De beoordelingDe vaststaande feiten
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
De moeder stelt dat het zeer moeilijk was om elders in [woonplaats 1] of in de directe omgeving van [woonplaats 1] een betaalbare woning te vinden. Het hof is van oordeel dat de moeder deze stelling gezien de betwisting daarvan door de vader en mede gezien het indertijd door de vader gedane aanbod om een deel van de woonlasten van de moeder te betalen, onvoldoende heeft onderbouwd.
Voorts is het hof niet gebleken zoals de moeder stelt dat zij in [woonplaats 2] haar eigen netwerk en haar familie heeft en het mede met het oog op haar huidprobleem van belang is dat zij zich dicht bij dit netwerk en haar familie diende te vestigen. Weliswaar is de moeder geboren in [woonplaats 2], maar zij heeft deze plaats al op haar negentiende verlaten om zich in [woonplaats 1] te vestigen. De enige familie die de vrouw in [woonplaats 2] heeft zijn haar moeder en haar stiefvader, met welke laatste zij zelfs geen of zeer beperkt contact heeft en ondanks haar huidprobleem heeft zij al vele jaren, verwijderd van haar familie, een bestaan weten op te bouwen in [woonplaats 1]. De verhuizing naar [woonplaats 2] heeft verstrekkende gevolgen gehad voor[minderjarig kind]. Hij is uit zijn vertrouwde omgeving gehaald, heeft van school moeten wisselen, vriendjes moeten opgeven en is op ruime afstand van zijn vader komen wonen waardoor het contact met deze minder is geworden. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder onvoldoende onderbouwd dat er indertijd geen alternatieven waren voor [woonplaats 2] die minder verstrekkende gevolgen hadden voor de minderjarige[minderjarig kind]. Aldus berust de bestreden beschikking naar het oordeel van het hof, ex tunc gezien, niet op een toereikende motivering.
wijst deze verzoeken af;