ECLI:NL:GHARL:2013:3911

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
CR 200.121.750-01 28-5-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om tegemoetkoming in reiskosten voor familieleden van rechthebbende in curatele

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de curator van een rechthebbende met het syndroom van Down. De curator had in eerste aanleg verzocht om een tegemoetkoming in de reiskosten van de broers en zussen van de rechthebbende, die hen zouden bezoeken. Dit verzoek werd door de kantonrechter in Groningen afgewezen, met de reden dat alleen de curator recht heeft op een vergoeding voor gemaakte reiskosten. De curator ging in hoger beroep, omdat hij meende dat de afwijzing van het verzoek zou leiden tot minder frequente bezoeken van de familie aan de rechthebbende, wat schadelijk zou zijn voor diens welzijn. De curator stelde dat de rechthebbende over voldoende vermogen beschikt om de reiskosten te dekken, en dat de familie beperkte financiële middelen heeft.

Tijdens de zitting heeft het hof de argumenten van de curator gehoord, maar oordeelde dat de wettelijke regeling voor curatele niet voorziet in de mogelijkheid om reiskosten van familieleden ten laste van het vermogen van de rechthebbende te laten komen. Het hof benadrukte dat er geen onderbouwing was voor de gestelde feiten en omstandigheden, zoals de financiële positie van de familieleden en het verband tussen de frequentie van de bezoeken en het welzijn van de rechthebbende. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee het verzoek van de curator werd afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 28 mei 2013
Zaaknummer: 200.121.750

HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Beschikking in de zaak van

[de curator],
wonende te [woonplaats 1],
appellant,
hierna te noemen:
de curator,
advocaat mr. G. Berghuis, kantoorhoudende te Drachten.
Belanghebbende:

[rechthebbende],

wonende te [woonplaats 2],
hierna te noemen:
de rechthebbende.

Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Groningen van
13 november 2012 (zaaknummer: 563440 CB VERZ 12-804) is het verzoek van de curator om een tegemoetkoming in de reiskosten van de broers en zussen van de rechthebbende van € 100,- per persoon per jaar ten laste van het vermogen van de rechthebbende te mogen brengen, afgewezen.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 12 februari 2013, heeft de curator verzocht die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog zijn verzoek toe te wijzen.
Namens de curator zijn bij faxbericht van 4 maart 2013 nadere stukken ingediend. Het betreft een tweetal bankafschriften ten name van de rechthebbende.
De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 2 mei 2013, waarbij de curator en zijn advocaat zijn verschenen.

De beoordeling

1.
Ter beoordeling staat het verzoek van de curator om ten laste van het vermogen van de rechthebbende te mogen brengen een tegemoetkoming in de reiskosten van de twee broers en twee zussen van de rechthebbende van € 100,- per persoon per jaar, voor het bezoeken van de rechthebbende. De rechthebbende heeft het syndroom van Down en verblijft al jaren in een opvangvoorziening in [woonplaats 2]. De kantonrechter is van oordeel dat alleen de curator een vergoeding kan vragen voor de door hem gemaakte kilometers en niet de overige familieleden.
2.
De curator kan zich blijkens het beroepschrift en het verhandelde ter zitting niet vinden in de bestreden beschikking, waarbij zijn verzoek is afgewezen. Die afwijzing leidt er volgens de curator toe dat de broers en zussen van de rechthebbende minder vaak op bezoek zullen gaan bij de rechthebbende, hetgeen slecht voor zijn welzijn zou zijn. De moeder van de rechthebbende is thans vierentachtig jaar oud en kan minder gemakkelijk reizen. Gelet daarop hebben de broers en zussen van de rechthebbende onderling een bezoekregeling getroffen waarbij zij één keer per maand bij toerbeurt de moeder rijden en de rechthebbende bezoeken. De rechthebbende beschikt volgens de curator over voldoende vermogen om de tegemoetkoming te kunnen voldoen. De broers en zussen en de moeder van de rechthebbende hebben beperkte financiële mogelijkheden, aldus de curator. De redenering van de kantonrechter, waarbij alleen de curator voor een reiskostenvergoeding in aanmerking kan komen, leidt er volgens de curator toe dat hij als chauffeur voor de (andere) broers en zussen van de rechthebbende zal dienen op te treden. Dat is volgens de curator niet redelijk omdat hij daar geen tijd voor heeft en hetzelfde resultaat wordt bereikt wanneer de broers en zussen zelf rijden. De curator verzoekt het hof om zijn verzoek alsnog toe te wijzen.
3.
Desgevraagd heeft de curator ter zitting de hiervoor onder 2 samengevat weergegeven feiten en omstandigheden genoemd als grondslag van zijn verzoek. Die feiten en omstandigheden leiden volgens het hof evenwel niet tot een andere beslissing dan die van de kantonrechter. Het hof overweegt dat de wettelijke regeling voor curatele niet voorziet in de mogelijkheid om reiskosten voor familieleden, gemaakt in het kader van bezoeken aan de rechthebbende, ten laste van het vermogen van de rechthebbende te laten komen. Ook de aanbevelingen van het LOK, die zijn opgesteld met het oog op een uniforme toepassing van die wettelijke regeling, voorzien daarin niet. Voor zover dat rechtens al anders zou zijn, ontbreekt de onderbouwing van de gestelde feiten en omstandigheden. Zo ontbreekt bijvoorbeeld in deze procedure ieder zicht op de financiële positie van de broers en zussen (en moeder) van de rechthebbende en is evenmin een oorzakelijk verband tussen de frequentie van de bezoeken aan de rechthebbende en het welzijn van de rechthebbende onderbouwd met bijvoorbeeld een medische verklaring.
4.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep van de curator geen doel treft.
De slotsom
7.
Het voorgaande leidt tot een bekrachtiging van de bestreden beschikking.
De beslissingHet gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, G.M. van der Meer en H. Lenters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
28 mei 2013 in bijzijn van de griffier.