In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009, die sinds 7 december 2009 onder toezicht staat van Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de kinderrechter verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot een specifiek pleeggezin. De kinderrechter had eerder de uithuisplaatsing van [minderjarige] goedgekeurd en deze beschikking is in hoger beroep aan de orde gesteld.
De mondelinge behandeling vond plaats op 2 mei 2013, waarbij de vader, zijn advocaat mr. S.S. Zijderveld, en vertegenwoordigers van de stichting aanwezig waren. De grootvader was ook aanwezig, maar de moeder was niet verschenen. Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de psychologische rapportages over [minderjarige] en de opvoedingscapaciteiten van de grootouders.
Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de hechtingsproblematiek van [minderjarige] en haar behoefte aan een veilige en gestructureerde omgeving. De pleegouders bieden deze stabiliteit en zijn de primaire hechtingsfiguren voor [minderjarige]. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, maar benadrukt dat de omgang tussen [minderjarige] en haar grootouders en vader moet worden uitgebreid, zodat zij een positieve rol in haar leven kunnen blijven spelen.
De beslissing van het hof is op 30 mei 2013 uitgesproken, waarbij de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd en de verzoeken van de vader om plaatsing bij de grootouders heeft afgewezen.