ECLI:NL:GHARL:2013:10404

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
8 mei 2014
Zaaknummer
200.127.196-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in verband met belangenstrijd bij nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bijzondere curator. De zaak betreft een belangenstrijd tussen de appellanten, die erfgenamen zijn van de erflater, en de minderjarigen die ook aanspraak maken op de nalatenschap. De erflater, die op [datum] is overleden, had in zijn testament een 'ik-opa-clausule' opgenomen, die de verdeling van zijn nalatenschap regelt. De appellanten hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Assen van 12 april 2013 te vernietigen en om de benoeming van een bijzondere curator, omdat er een belangenconflict bestaat tussen hen en de minderjarigen. Het hof heeft vastgesteld dat de belangen van de minderjarigen niet adequaat worden vertegenwoordigd en heeft daarom besloten om ambtshalve een bijzondere curator te benoemen. Deze curator zal de minderjarigen vertegenwoordigen in de verdere procedure. Het hof heeft de curator de gelegenheid gegeven om een verweerschrift in te dienen en heeft verdere beslissingen aangehouden tot de curator zijn standpunt heeft ingenomen. De beschikking is gegeven door de rechters W. Breemhaar, M.W. Zandbergen en R.A. van der Pol en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.127.196/01
(zaaknummer rechtbank Assen C/19/97806/HA ZA RK 13-13)

beschikking van de tweede kamer voor burgerlijke zaken van 13 september 2013

1.
[verzoeker 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[verzoeker 2],
wonende te [woonplaats 2],
3.
[verzoeker 3],
wonende te [woonplaats 3],
appellanten,
in eerste aanleg: verzoeksters,
advocaat: mr. A. Grollé, kantoorhoudende te Hoogeveen,
Belanghebbende:
[belanghebbende],
thans wonende te [woonplaats 2].
in rechte niet verschenen.

Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van 12 april 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Assen.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepsschrift, ingekomen ter griffie van 21 mei 2013, zijn de appellanten in beroep gekomen van genoemde beschikking.
De appellanten hebben bij het beroepsschrift verzocht:
'a. dag en uur te bepalen waarop de mondelinge behandeling van dit beroepschrift in hoger beroep zal plaatsvinden;
b. de beschikking van de rechtbank Assen d.d. 12 april 2013 (zaaknummer/rekestnummer C/19/97806/HA RK 13-13) te vernietigen;
c. en - al dan niet onder verbetering en/of aanvulling van gronden - opnieuw rechtdoende:
op te heffen de aan appellanten, ingevolge (lees: het van, hof) [de opa] ten sterfdage van kracht zijnde testament op 22 januari 2008 voor [notaris], notaris te [plaats 1], verleden, opgelegde last, die woordelijk luidt:
''ik-opa-clausule
Ik (opa) leg aan mijn kinderen de verplichting op om na hun overlijden (en het
overlijden van hun echtgenoten met wie zij ten tijde van mijn overlijden gehuwd zijn) aan ieder van hun kinderen (mijn kleinkinderen) een zo groot mogelijk bedrag uit te keren, zodanig dat de top van de contante waarde (berekend volgens de maatstaven van de Successiewet 1956) van de verkrijging van de kleinkinderen met een niet hoger percentage wordt belast dan de top van de verkrijging van mijn kinderen, rekening houdend met deze last. Mijn kleinkinderen hebben geen enkel ander recht dan het recht op het opeisen van voormeld bedrag na het overlijden van de langstlevende van
hun ouders casu quo diens echtgenoten. Het successierecht dat geheven wordt over de verkrijging door mijn kleinkinderen, alsmede de eventueel verschuldigde inkomstenbelasting, dient te worden voorgeschoten door mijn kinderen. De ten tijde
van mijn overlijden aanwezige kleinkinderen moeten, hetgeen zij uit mijn nalatenschap verkrijgen, delen met de kleinkinderen die na mijn overlijden worden geboren.'';
d. kosten rechtens.'
Voorts is op 13 augustus 2013 ter griffie binnengekomen een faxbrief van dezelfde datum van mr. Grollé.

De grieven

De appellanten hebben vier grieven opgeworpen.

De beoordeling

1.
Vooralsnog is uit te gaan van het volgende:
(i) Op [datum] is te [plaats 1] overleden [de opa], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1], hierna te noemen de erflater, terwijl [plaats 1] de laatste woonplaats van de erflater was.
(ii) De erflater is in algehele gemeenschap van goederen, in voor beiden eerste echt, gehuwd geweest met [belanghebbende], de voornoemde belanghebbende.
(iii) Uit hun huwelijk zijn geboren en in leven: [verzoeker 1], [verzoeker 2] en [verzoeker 3], de voornoemde appellanten.
(iv) De erflater heeft bij openbaar testament, op 22 januari 2008, verleden voor [notaris], notaris te [plaats 1], over zijn nalatenschap beschikt (productie bij het inleidende verzoekschrift).
(v) Ingevolge zijn uiterste wil heeft de erflater onder instandhouding van de wettelijke verdeling, als bedoeld in afd. 4.3.1 BW, als enige erfgenamen van zijn nalatenschap achtergelaten zijn voornoemde echtgenote en zijn drie kinderen.
(vi) De appellanten zijn erfgenamen onder bezwaar van de beschikkingen, als vermeld onder c. van het verzoek, als hiervoor onder het kopje 'Het geding in hoger beroep' weergeven, welke beschikkingen met het opschrift 'ik-opa-clausule' in de uiterste wil van de erflater zijn vermeld.
(vii) De door de erflater achtergelaten kleinkinderen zijn:
- De kinderen van voornoemde appellante [verzoeker 1] en [X]:
a. [minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 2];
b. [minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 3];
c. [minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 4].
- De kinderen van voornoemde appellante [verzoeker 2] en [Y]:
d. [minderjarige 4]
geboren op [geboortedatum 5];
e. [minderjarige 5],
geboren op [geboortedatum 6].
- De kinderen van [verzoeker 3] en [Z]:
f. [minderjarige 6],
geboren op [geboortedatum 7];
g.[minderjarige 7],
geboren op [geboortedatum 8];
h. [minderjarige 8]
geboren op [geboortedatum 9],
terwijl telkens de ouders de wettelijke vertegenwoordigers van de voornoemde minderjarigen zijn.
2.
Het hof constateert dat, gelet op de aard van het verzoek van appellanten als oorspronkelijk verzoekers, dit verzoek zich inhoudelijk richt tegen de voornoemde minderjarigen. Dat zij in het inleidende verzoekschrift en het beroepsschrift niet als zodanig zijn aangeduid, doet daaraan niet af. Voorts constateert het hof dat in de onderhavige zaak betreffende nalatenschap van de erflater van een belangenstrijd, als bedoeld in art. 1:250 BW, tussen de appellanten en de voornoemde minderjarigen sprake is. Het hof zal daarom ambtshalve een bijzonder curator benoemen, zoals in het dictum van deze beschikking zal worden omschreven.
3.
Het hof zal de te benoemen curator in de gelegenheid stellen om uiterlijk op de in het dictum van deze beschikking vermelde datum een verweerschrift in te dienen.
4.
Bij dit verweerschrift kan de bijzonder curator zich er ook over uitlaten, hoe hetgeen de erflater ten behoeve van zijn kleinkinderen, geboren of niet geboren, heeft beschikt, juridisch is te kwalificeren, en over de eventuele betekenis van het bepaalde in art. 4:201 BW en art. 1:345 lid 1 onder c jo. art. 1:253k BW in dit verband.
5.
Gelet op het hiervoor overwogene, zal het hof ieder verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

Het hof:
benoemt tot bijzonder curator in de onderhavige aangelegenheid inzake van het vermogen van ieder van de in rechtsoverweging 1 onder (vii) genoemde minderjarigen [bijzondere curator], kantoorhoudende te [plaats 2], ten einde hen zowel in of buiten rechte te vertegenwoordigen;
stelt [bijzondere curator] in de gelegenheid om uiterlijk op
vrijdag 25 oktober 2013een verweerschrift in te dienen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
De beschikking is gegeven door mr. W. Breemhaar, mr. M.W. Zandbergen en mr. R.A. van der Pol, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 september 2013.