ECLI:NL:GHARL:2013:10019

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
P13-448
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde na veroordeling voor opzettelijk brand stichten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die eerder was veroordeeld voor opzettelijk brand stichten. De terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.F. Hoogervorst, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 5 september 2013, die de terbeschikkingstelling met twee jaren had verlengd. Tijdens de zitting op 28 november 2013 werd de terbeschikkinggestelde gehoord, evenals de advocaat-generaal mr. G.J. de Haas.

De raadsvrouw voerde aan dat er geen causaal verband was tussen de geconstateerde stoornis van de terbeschikkinggestelde en het indexdelict, en dat de kliniek niet had onderbouwd waarom er nog steeds sprake was van recidivegevaar. Zij verzocht om een verlenging van de maatregel met één jaar en om aanhouding van de behandeling van de zaak om de reclassering een maatregelrapport te laten opstellen. Het openbaar ministerie daarentegen stelde dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld en dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk was gezien het gebrek aan ziekte-inzicht en het delictgevaar.

Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de terbeschikkingstelling moest worden verlengd. Het hof bevestigde dat het indexdelict, opzettelijk brand stichten, een geweldsmisdrijf was en dat het ontbreken van een causaal verband tussen de stoornis en het delict geen reden was om de verlenging van de maatregel in twijfel te trekken. Het hof wees het verzoek van de raadsvrouw tot het laten opstellen van een maatregelrapportage af, omdat de noodzaak daarvan niet was aangetoond. Het hof concludeerde dat de rechtbank op juiste wijze had beslist en bevestigde de beslissing van de rechtbank Noord-Holland.

Uitspraak

TBS P13/0448
Beslissing d.d. 12 december 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 5 september 2013, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 17 september 2013;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 22 november 2013;
- de wettelijke aantekeningen van 22 mei 2013 tot en met 19 november 2013;
- de door de raadsvrouw ter zitting van het hof overgelegde pleitnota.
Het hof heeft ter zitting van 28 november 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.F. Hoogervorst, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr. G.J. de Haas.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
Het veroordelend vonnis bevat geen motivering als bedoeld in artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om uit onder meer dit vonnis af te leiden dat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Voorts is het proportionaliteitsbeginsel geschonden en ontbreekt een causaal verband tussen het gedrag van de terbeschikkinggestelde en de veiligheid van anderen. De raadsvrouw stelt primair dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen. De kliniek heeft niet onderbouwd waarom nog sprake is van een zodanig recidivegevaar dat nog langer dwangverpleging noodzakelijk is, en waarom niet binnen de eveneens gedwongen kaders van bijzondere voorwaarden onder strikt toezicht van de reclassering de inname van medicatie afdoende zou zijn gewaarborgd. De raadsvrouw heeft, mede gelet op deze omstandigheden, verzocht om verlenging van de maatregel met één jaar, en aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde de reclassering een maatregelrapport te laten opstellen. Meer subsidiair heeft de raadvrouw verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van een jaar.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft op goede gronden overwogen waarom er sprake is van een niet gemaximeerde terbeschikkingstelling. Volgens de kliniek heeft de terbeschikkinggestelde een hardnekkig gebrek aan ziekte-inzicht en is er nog steeds sprake van een hoge mate van delictgevaar. De kliniek acht het gelet op de voorgeschiedenis van de terbeschikkinggestelde (staken medicatie en psychotische decompensatie) van belang de terbeschikkinggestelde geleidelijk te resocialiseren. Een terugplaatsing naar de reguliere GGZ zonder afgedwongen toezicht is volgens de kliniek gedoemd te mislukken. De rechtbank heeft de visie van de kliniek onderschreven, hetgeen juist moet worden geacht. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Indexdelict
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 12 augustus 2003 is veroordeeld ter zake van: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf en de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, in die uitspraak besloten ligt dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het door de raadsvrouw gestelde ontbreken van een causaal verband tussen de geconstateerde stoornis en het indexdelict is geen omstandigheid die bij de beslissing omtrent verlenging van de maatregel (opnieuw) aan de orde kan worden gesteld.
Afwijzing verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het door de reclassering laten opstellen van een maatregelrapportage wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof acht een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel thans prematuur, gezien het belang van een gefaseerde uitbreiding van de vrijheden van de terbeschikkinggestelde en de stappen die nog moeten worden gezet in zijn resocialisatie-traject.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 5 september 2013 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr A.W.M. Elders en mr. J.W. Rijkers als raadsheren,
en dr. W. van Kordelaar en L.T. Horsman als raden,
in tegenwoordigheid van mr G.J.B. van Weegen als griffier,
en op 12 december 2013 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.