ECLI:NL:GHAMS:2025:981

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
000931-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding rechtsbijstand en reiskosten in hoger beroep onder artikel 530 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2024. Het hoger beroep werd ingesteld door de verzoeker, die een vergoeding vroeg voor kosten van rechtsbijstand en reiskosten in verband met zijn strafzaak. De verzoeker had een bedrag van € 6.232,99 aan rechtsbijstandskosten en € 7,64 aan reiskosten verzocht. Het hof heeft de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker gehoord, maar de verzoeker zelf was niet aanwezig in de raadkamer.

Het hof oordeelde dat de rechtbank verzuimd had om een beslissing te nemen over een deel van de verzochte kosten. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding voor de reiskosten van € 7,64 en voor de kosten van rechtsbijstand van € 6.232,99. Daarnaast werd ook een vergoeding van € 680,00 voor de verzoekschriftprocedure in hoger beroep toegewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een totaalbedrag van € 7.260,63 toegewezen aan de verzoeker. De beslissing is genomen op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij het hof de omstandigheden van de zaak in overweging heeft genomen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000931-24 (530 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13-130089-23
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2024 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. R.I. Takens,
Achillesstraat 79, 1076 PX Amsterdam.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 21 november 2024 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Op 26 februari 2025 is het standpunt van de advocaat-generaal kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 11 maart 2025 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals aangevuld in raadkamer in hoger beroep met het verzoek onder e - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 7,64;
schade ten gevolge van tijdverzuim door de behandeling ter terechtzitting ten bedrage van
€ 6,24;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 6.232,99;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft verzuimd een beslissing ten aanzien van het onder a en b verzochte te geven en heeft het onder c verzochte gematigd toegewezen.
Ad a
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor de reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak tot een bedrag van € 7,64.
Ad b
Onder schade wegens tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting (art. 530, tweede lid, Sv) is mede inkomstenderving begrepen. Mits deugdelijk onderbouwd en met (verifieerbare) stukken gestaafd kan deze schade worden vergoed.
Door verzoeker is gesteld dat hij stage liep en een stagevergoeding ontving, die hij in verband met zijn aanwezigheid bij de behandeling van de zaak misliep. Verzoeker heeft zijn schade echter niet onderbouwd. Gelet daarop zal het hof het onder b verzochte afwijzen.
Ad c
Volgens de rechtbank wordt de vergoeding voor reis- en verblijfkosten bepaald op de voet van het bepaalde in de Wet Tarieven in Strafzaken (WTSZ) en het Besluit tarieven in strafzaken (Btis). Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat een kilometervergoeding van 28 cent per kilometer kan worden toegewezen in plaats van de verzochte vergoeding van 77 cent per kilometer.
Het hof overweegt dat verzocht wordt om toekenning van een vergoeding in de kosten van rechtsbijstand. Grondslag voor het verzoek is artikel 530, tweede lid, Sv. In dit artikellid wordt voor de maximaal toe te kennen vergoeding niet verwezen naar de Wet Tarieven in Strafzaken. De (maximale) vergoeding aan reiskosten wordt derhalve, anders dan door de rechtbank is geoordeeld, niet bepaald bij of krachtens die wet. Het hof ziet evenmin aanleiding bij die regeling aansluiting te zoeken en overweegt ter beoordeling van de kostenpost reiskosten het volgende.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding op grond van artikel 530, tweede lid, Sv steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van die kosten van rechtsbijstand heeft het hof eerder overwogen dat wat betreft de hoogte van de toe te kennen vergoeding de rechter niet gebonden is aan de door de raadslieden opgestelde declaraties, ook niet indien deze zijn voorzien van een gedetailleerde urenspecificatie. De in de jurisprudentie daarvoor gebezigde formulering dat dergelijke declaraties niet meer zijn dan een uitgangspunt, brengt tot uitdrukking dat de rechter de ruimte heeft daarvan – in matigende zin – af te wijken indien en voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. De schadevergoedings-rechter dient, gezien het recht op vrije advocatenkeuze, terughoudend te zijn bij de toetsing van tussen de cliënt en de raadslieden gemaakte afspraken. Een en ander heeft tot een min of meer bestendige lijn in de jurisprudentie van de gerechtshoven geleid, die erop neer komt dat van de declaraties van de betrokken rechtsbijstandverleners kan worden afgeweken indien deze, bijvoorbeeld wat betreft het aantal ingeschakelde rechtsbijstandverleners, de hoeveelheid in rekening gebrachte uren of de gehanteerde uurtarieven, alle omstandigheden en belangen in aanmerking genomen, ‘in het oog springend bovenmatig’ zijn (gerechtshof Leeuwarden 3 februari 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010: BL8539; gerechtshof Amsterdam 28 mei 2014, ECLI:NLGHAMS:2014:2466).
Blijkens de declaratie die appellant van zijn raadsman heeft ontvangen is vanwege reiskosten 36 km à 77 cent ex btw in rekening gebracht. Blijkens de toelichting van de advocaat is dit een standaard gehanteerde kilometervergoeding die het kantoor cliënten in rekening brengt en is deze reiskostenvergoeding tussen appellant en zijn raadsman afgesproken. Gelet op de kosten van een auto is het hof van oordeel dat de verzochte vergoeding van ook dit deel van de kosten aan rechtsbijstand niet in het oog springend bovenmatig is.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak ten bedrage van € 6.232,99.
Ad d
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.
Ad e
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 340,00.
Omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank, zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent op grond van artikel 530 Sv een vergoeding toe van € 7.260,63 (zevenduizend tweehonderdzestig euro en drieënzestig cent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.W.T. Klappe, A.E. Kleene-Krom en B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 25 maart 2025.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 7.260,63 (zevenduizend tweehonderdzestig euro en drieënzestig cent) op bankrekeningnummer [iban] t.n.v. Stichting Derdengelden Takens Admiraal Advocaten o.v.v. [nummer] .
Amsterdam, 25 maart 2025,
mr. A.W.T. Klappe, voorzitter.