ECLI:NL:GHAMS:2025:974

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
23-002060-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2023. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep, omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. Volgens artikel 408, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering moest het hoger beroep binnen veertien dagen na de uitspraak van de rechtbank worden ingesteld, wat betekende dat de termijn op 5 oktober 2023 verstreek. De officier van justitie heeft echter pas op 1 november 2023 het hoger beroep ingesteld, wat resulteerde in een termijnoverschrijding. Het hof heeft, na kennis te hebben genomen van de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsman, geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing van het hof is genomen in een meervoudige strafkamer, waarbij mr. C. Beuze, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.P.M. van Rijn zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2025, waarbij mr. C. Beuze buiten staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002060-24
datum uitspraak: 28 maart 2025
TEGENSPRAAK (artikel 279 Sv)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-183556-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1945,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 maart 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsman.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep

In eerste aanleg is op 21 september 2023 vonnis gewezen in de onderhavige strafzaak. Artikel 408, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering brengt mee dat het hoger beroep binnen veertien dagen moest worden ingesteld, oftewel uiterlijk op 5 oktober 2023. De officier van justitie heeft het hoger beroep echter pas ingesteld op 1 november 2023, dus na het verstrijken van deze termijn. Gelet hierop is het hof, met de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Beuze, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.P.M. van Rijn en, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 maart 2025.
Mr. C. Beuze is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.