ECLI:NL:GHAMS:2025:871

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
200.345.342/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werkneemster wegens schending van het briefgeheim en niet-integer handelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag op staande voet van een werkneemster bij PostNL. De werkneemster, die sinds juni 2020 in dienst was, werd op 4 januari 2024 ontslagen wegens het opengemaakt en verstoppen van postpakketten, wat in strijd was met de gedragsregels van het bedrijf. Het hof oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat de werkneemster ernstig verwijtbaar had gehandeld door het briefgeheim te schenden. De werkneemster had geen recht op een transitievergoeding, omdat haar handelen als ernstig verwijtbaar werd beschouwd. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, die het verzoek van de werkneemster om het ontslag te vernietigen had afgewezen. De werkneemster werd ook veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De zaak benadrukt de strikte naleving van gedragsregels binnen de organisatie en de gevolgen van niet-integer handelen voor werknemers.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.345.342/01
zaaknummer rechtbank : 10967962 \ AO VERZ 24-4
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 april 2025
inzake
[appellant],
wonende te [plaats 1] , gemeente [gemeente] ,
appellante,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. Y. Kaya te Amsterdam,
tegen
POSTNL PAKKETTEN BENELUX B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel appellante,
advocaat: mr. S.R. Sripal te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en PostNL genoemd.

1.De zaak in het kort

Het hof oordeelt dat het werkneemster gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Werkneemster heeft ernstig verwijtbaar gehandeld, zodat zij geen recht heeft op een transitievergoeding. Werkgeefster heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld, zodat zij geen billijke vergoeding aan werkneemster hoeft te betalen. Werkneemster wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij beroepschrift, met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 2 september 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad (hierna: de kantonrechter), op 3 juni 2024 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking).
Op 11 februari 2025 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep tevens inhoudende voorwaardelijk incidenteel appel van PostNL ingekomen.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 12 februari 2025 laten toelichten, [appellant] door mr. H. Koc, advocaat te Amsterdam aan de hand van een overgelegde pleitnota, en PostNL door mr. Filippo, advocaat te Rotterdam, en mr. Sripal voornoemd, mede aan de hand van het ingediende verweerschrift (zie hierna onder 5.2).
Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in 2.1. tot en met 2.9. van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
PostNL houdt zich bezig met het sorteren, de logistiek en bezorging van pakketten.
3.2
[appellant] , geboren [in] 1997 , is op 8 juni 2020 in dienst getreden van PostNL in de functie van [functie] . Haar salaris bedroeg laatstelijk € 2.699,22 bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld.
3.3
PostNL is onderdeel van een concern. Het concern heeft een eigen Security afdeling (verder te noemen: PostNL Security). Binnen het PostNL concern gelden gedragsregels die zijn uitgewerkt in een Gedragslijn, de Business Principles en Onze Manieren van het PostNL concern (hierna: Gedragslijn). In de Gedragslijn is, kort gezegd, bepaald dat het openen van postpakketten als een overtreding geldt en dat bij een ernstige of herhaalde overtreding ontslag op staande voet volgt. Ook is in de Gedragslijn vermeld dat werknemers zich als goed werknemer moeten gedagen, dat zij de eigendommen van klanten zorgvuldig moeten behandelen en dat PostNL erop moet kunnen vertrouwen dat werknemers tijdig en correct de post bezorgen en daarbij te allen tijde integer zijn.
3.4
Op 20 december 2023 is PostNL Security een onderzoek gestart, naar aanleiding van een melding van een huismeester over een geopende high value zending (een telefoon) die was gevonden tussen twee pallets in de Secured Area van het distributiecentrum van PostNL te Westzaan.
3.5
In verband met dit onderzoek en in het kader van hoor en wederhoor is [appellant] bij brief van 29 december 2023 door PostNL Security uitgenodigd voor een gesprek op 3 januari 2024.
3.6
Op 2 januari 2024 heeft PostNL Security een schriftelijk verslag van beeldonderzoek gemaakt. Daarin staat de volgende samenvatting (waarin [appellant] wordt aangeduid als ‘betrokkene’):
“Uit beeldonderzoek blijkt dat betrokkene op 16 december 2023 in de Secured Area is waarbij ze een kerstpakket opent. Betrokkene loopt vervolgens tussen de rolcontainers en bekijkt zendingen. Betrokkene verstopt zich tussen de rolcontainers en pallets en verplaatst zendingen, waarbij ze één zending boven op een rolcontainer legt. Betrokkene pakt betreffende zending en bukt, de zending ligt vervolgens niet meer op de rolcontainer maar zit verstopt tussen twee pallets. Betrokkene plaatst rolcontainers voor de pallets, waarna ze de Secured Area verlaat.
Op 19 december 2023 is betrokkene weer in de Secured Area, waar ze tussen de pallets kijkt, om vervolgens buiten op het terrein te gaan roken.
Op 20 december 2023 trof de huismeester van NLI Westzaan, omstreeks 11:00 uur de betreffende zending aan tussen de pallets, waarna hij foto’s heeft genomen en de zending door een procesmanager werd weggehaald. De inhoud zat nog in de zending. Omstreeks 19:00 uur is betrokkene in de Secured Area, waar ze tussen de pallets kijkt en ontdekt dat de zending weg is.”
3.7
[appellant] is op 3 januari 2024 door PostNL Security geïnterviewd over drie incidenten. De verklaring die [appellant] hierover tijdens het interview heeft afgelegd, is door PostNL Security samengevat op schrift gesteld. Deze ‘verklaring-betrokkene’ is door [appellant] voor akkoord ondertekend. In de verklaring staat onder meer (‘V’ staat voor de vragen van de interviewers en ‘A’ voor de antwoorden van [appellant] ):
“(…) V: Wat voor pakketten bekeek je?A: Ook telefoons. Ik had een telefoon in mijn handen en toen dacht ik ineens “waar ben je mee bezig?” Ik heb een vaste baan, ik wil een huis. Toen ben ik er mee gestopt. Ik was nieuwsgierig en iets triggerde me van “doe het, doe het”. Toen werd ik wakker geschud en dacht ik “is dit het waard?”V: Hoe wist je dat het een telefoon was?A: Ik had het open gemaakt. Toen besefte ik dat het niet goed was.(…)V: Jij legt een zending bewust tussen pallets. Waarom doe je dat?A: Waarschijnlijk omdat ik de zending open gemaakt had.(…)V: (…) Wat voor beeld geeft dat over jou?”A: Een verkeerd beeld. Ik ben al trots op mezelf dat ik niet zover ben gegaan dat ik de telefoon gepakt hebt. (…)”
3.8
Na afloop van het interview is PostNL door PostNL Security geïnformeerd over de bevindingen van haar onderzoek. Daarop is [appellant] - op 3 januari 2024 - door de depotmanager van PostNL per direct op non-actief gesteld.
3.9
Op 4 januari 2024 is [appellant] op staande voet ontslagen wegens - kort gezegd - het openmaken en verstoppen van goederen. PostNL heeft daarover in de ontslagbrief onder meer het volgende geschreven:
“(…)Onze conclusies/constateringenWij moeten constateren dat u (bewust) goederen uit het PostNL proces heeft opengemaakt en verstopt, welke waren bestemd om via PostNL bij de geadresseerde klant(en) te worden bezorgd.
Er is vastgesteld dat u zendingen heeft opengemaakt. U erkent dit ook in uw verklaring. PostNL heeft een wettelijke verplichting om zeker te stellen dat de verzender en ontvanger van zendingen kunnen vertrouwen op een integere behandeling van zijn of haar eigendommen. Door het openen van een zendingen heeft u het briefgeheim geschonden en heeft PostNL niet aan voornoemde wettelijke verplichting kunnen voldoen. Iets wat zeer ernstig is. Daarnaast bent u ervan op de hoogte dat u zendingen niet mag openen, onder andere omdat dit een schending van het briefgeheim oplevert.
Wij moeten verder constateren dat u de op u als werknemer van PostNL rustende verplichtingen om iedere schijn van niet-integer gedrag/een niet-integere handelwijze te vermijden, grovelijk heeft geschonden. Dergelijk gedrag/een dergelijke handelwijze kunnen wij niet tolereren. Wij zijn als gevolg hiervan ieder vertrouwen in een verdere samenwerking met u verloren. Dit geldt te meer daar u in uw functie van Planbaliemedewerker een vertrouwensfunctie en daarmee een integriteitsgevoelige functie heeft. Van u wordt verwacht dat u eerlijk en integer handelt. U heeft niet zo gehandeld en dat wordt u ernstig toegerekend.
Ontslag op staande voetUit uw arbeidsovereenkomst (inclusief de bijlagen als de Gedragslijn en de Business Principles) vloeien verplichtingen voort. PostNL vindt dat u deze verplichtingen ernstig hebt veronachtzaamd. (…)
Bovengenoemde feiten leveren ieder voor zich dan wel in onderlinge samenhang bezien een dringende reden op in de zin van artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek. (…) Onder deze omstandigheden kan immers niet langer van ons gevergd worden de arbeidsovereenkomst met u voort te zetten. Daarom heeft PostNL besloten het met u bestaande dienstverband op grond van (een) dringende reden(en) (…) met onmiddellijke ingang, te weten donderdag 4 januari 2024, te beëindigen. U bent dus op staande voet ontslagen. (…)”

4.Eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg - kort samengevat - verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen en PostNL te veroordelen tot betaling van loon. Uitgaande ervan dat de arbeidsovereenkomst is blijven bestaan, heeft [appellant] daarnaast verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden en PostNL te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een transitievergoeding, en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, alles met veroordeling van PostNL in de kosten van de procedure.
4.2
[appellant] heeft samengevat aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Omdat PostNL de arbeidsrelatie op ernstige verwijtbare wijze heeft geschaad waardoor een terugkeer niet meer wenselijk is, heeft [appellant] verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van de genoemde vergoedingen.
4.3
PostNL heeft verweer gevoerd en voorwaardelijk - voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd - bij wijze van tegenverzoek verzocht de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen, althans een verstoorde arbeidsverhouding, zonder toekenning van een transitievergoeding.
4.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [appellant] afgewezen en [appellant] - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeeld in de proceskosten.

5.Beoordeling

5.1
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in principaal appel met zes grieven op. [appellant] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, na intrekking ter zitting van het hof van het in het beroepschrift onder I genoemde en voor zover mogelijk uitvoer bij voorraad:
I. de door PostNL in de ontslagbrief van 4 januari 2024 opgelegde bepalingen - de automatische schadeplichtigheid en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding van [appellant] ter compensatie van het voortijdige einde van de arbeidsovereenkomst en de registratie van de persoonlijke gegevens van [appellant] in het Norm Overtreding Register (NOR) voor een periode van vijf jaar - te vernietigen;
II. PostNL te veroordelen tot betaling van het achterstallige loon, te vermeerderen met het vakantiegeld en overige emolumenten vanaf januari 2024 tot de datum van de te geven beschikking;
III. PostNL te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en de maximale wettelijke verhoging over het onder II. gevorderde bedrag;
IV. PostNL te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 36.678,-;
V. PostNL te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 3.758,78;
VI. PostNL te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.699,22 bruto per maand, overeenkomend met het salaris over de periode van 4 januari 2024 tot en met 1 maart 2024;
VII. PostNL te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en de wettelijke verhoging over de onder IV., V. en VI. gevorderde bedragen;
VIII. PostNL te veroordelen om een normale eindafrekening op te stellen en aan [appellant] te overhandigen zonder inhouding van bedragen of andere verrekeningen;
IX. PostNL te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties, met nakosten.
5.2
[appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen het verweerschrift van PostNL omdat dit te laat is ingediend. De termijn om het verweerschrift in te dienen, verstreek op 1 januari 2025. PostNL heeft het verweerschrift eerst op 11 februari 2025, daags voor de zitting, en dus ruimschoots te laat ingediend. Zoals het hof reeds ter zitting heeft beslist, zal de inhoud van het verweerschrift van PostNL niet bij de beoordeling worden betrokkenen, behoudens hetgeen daaruit ter zitting is voorgedragen (onderdeel B en onderdeel C gedeeltelijk).
5.3
PostNL bestrijdt de grieven in principaal appel, concludeert tot bekrachtiging van de bestreden beschikking en tot afwijzing van de in hoger beroep gedane verzoeken van [appellant] . In voorwaardelijk incidenteel appel verzoekt PostNL de bestreden beschikking te vernietigen voor zover die ziet op het oordeel met betrekking tot het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek, en een datum te bepalen waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voorwaardelijk) op de kortst mogelijke termijn eindigt zonder toekenning van een transitievergoeding. Tot slot verzoekt PostNL [appellant] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
In principaal appel
5.4
Met haar grieven komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet en dat is voldaan aan het vereiste van onverwijldheid. Ter toelichting op het eerste voert [appellant] aan dat er geen grondige en objectieve beoordeling van de feiten heeft plaatsgevonden, dat aan de schending van het briefgeheim ten onrechte doorslaggevende betekenis is toegekend en dat ten onrechte is geoordeeld dat de handelwijze van [appellant] kan worden gekwalificeerd als grovelijke veronachtzaming van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst. Verder zijn volgens [appellant] de scanincidenten ten onrechte betrokken bij de beoordeling van de dringende reden en is er onvoldoende rekenschap gegeven van het ‘ultimum remedium’-karakter van het ontslag op staande voet.
5.5
Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen. Voorop gesteld wordt dat als dringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 1 BW worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten volgens vaste rechtspraak de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
Dringende reden
5.6
De door PostNL aangevoerde dringende reden voor het aan [appellant] gegeven ontslag op staande voet op 4 januari 2024 volgt uit de ontslagbrief van die datum (zie ook hiervoor onder 3.9). Kort samengevat verwijt PostNL [appellant] dat zij zendingen heeft opengemaakt, het briefgeheim heeft geschonden en niet integer heeft gehandeld. Dit is in strijd met het binnen PostNL geldende zero-tolerance beleid dat in onder meer de Gedragslijn tot uitdrukking is gebracht.
5.7
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat [appellant] in haar functie als [functie] gedragingen heeft verricht die een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren. Los van de vraag of [appellant] met haar handelwijze het briefgeheim heeft geschonden, welke vraag het hof overigens bevestigend beantwoordt, heeft PostNL zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] met haar handelwijze de op haar als werknemer van PostNL rustende verplichtingen om iedere schijn van niet-integer gedrag te vermijden, grovelijk heeft geschonden. Op basis van het schriftelijke verslag van PostNL Security en de verklaring van [appellant] staat vast dat [appellant] twee postpakketten heeft geopend waaronder een `high value pakket’ met daarin een telefoon, dat zij dit tussen twee pallets heeft gelegd en dat zij daar een aantal rolcontainers voor heeft geplaatst. Niet alleen is het openen van postpakketten een ernstige overtreding van de binnen PostNL geldende Gedragslijn, het handelen van [appellant] is ook verre van integer. Dat het haar bedoeling was dat het pakket door een collega zou worden gevonden, zoals [appellant] heeft betoogd, blijkt niet uit haar handelingen. Integendeel, door het pakket tussen twee pallets te leggen en daarvoor een aantal rolcontainers te zetten, heeft [appellant] het pakket bewust aan het zicht onttrokken, kennelijk met de intentie het te verstoppen om het later weg te nemen, zoals uit het hiervoor onder 3.6 weergegeven verslag van het beeldonderzoek blijkt. Aan deze kwalijke handelwijze van [appellant] doet niet af dat het pakket uiteindelijk weer in het reguliere proces terecht is gekomen door tussenkomst van een procesmanager.
5.8
[appellant] heeft nog aangevoerd dat zij onvoldoende kennis had van het door PostNL gevoerde zero-tolerance beleid, dat dit beleid slechts op papier bestaat en dat werknemers hier niet of onvoldoende op worden gewezen, maar deze stellingen zijn door PostNL gemotiveerd weersproken, en [appellant] heeft in het licht van die betwisting haar stellingen niet nader onderbouwd of toegelicht, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Overigens is het hof van oordeel dat [appellant] ook zonder zero-tolerance beleid redelijkerwijs moest begrijpen dat het openen en verstoppen van een waardevol postpakket zonder meer ontslag op staande voet tot gevolg kon hebben. Dat [appellant] zich dit realiseerde blijkt ook wel uit de door haar afgelegde verklaring, waarin zij heeft verklaard te vrezen voor haar baan en te beseffen dat wat zij deed niet goed was.
5.9
Met betrekking tot de scanincidenten heeft [appellant] betoogd dat deze incidenten ten onrechte zijn betrokken bij de beoordeling van de dringende reden. Dit betoog berust op een onjuiste lezing van de bestreden beschikking. De kantonrechter heeft slechts overwogen dat de scanincidenten, zo kort na de andere incidenten, hebben bijgedragen aan het verlies van het vertrouwen van PostNL in integer handelen van [appellant] . Dit laat onverlet dat de kantonrechter daarvoor al van oordeel was dat het openen en verstoppen van een postpakket kwalificeert als een dringende reden, omdat [appellant] met die handelwijze haar verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst grovelijk heeft veronachtzaamd.
5.1
Verder verwerpt het hof het betoog van [appellant] dat PostNL, mede gelet op de door [appellant] aangevoerde persoonlijke omstandigheden, waaronder de duur van het dienstverband, haar blanco `track record’, haar goede functioneren, haar openheid over het voorval, haar leeftijd en de gevolgen van een ontslag op staande voet, had kunnen volstaan met een minder ingrijpende maatregel. [appellant] is jong en relatief kort in dienst. Ook de overige persoonlijke omstandigheden van [appellant] en de gevolgen voor haar van het ontslag op staande voet, zijn niet dusdanig dat deze opwegen tegen de ernst van de gedragingen van [appellant] en de ernstige schending van het in haar gestelde vertrouwen die daarvan het gevolg is.
Ontslag onverwijld gegeven?
5.11
[appellant] heeft nog betoogd dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Daartoe heeft zij gesteld dat het incident op 16 december 2023 plaatsvond, het pakket op
20 december 2023 door de huismeester is gevonden, haar manager daarvan op 29 december 2023 op de hoogte was en [appellant] pas op 4 januari 2024 op staande voet is ontslagen. PostNL heeft daartegen aangevoerd dat de ‘onverwijldheidsklok’ niet eerder dan op 3 januari 2024 is gaan lopen, omdat zij pas toen door PostNL Security over de uitkomsten van het onderzoek is geïnformeerd.
5.12
Het betoog van [appellant] wordt verworpen. Daartoe is het volgende redengevend. Op 16 december 2023 vond het incident met de postpakketten plaats, maar PostNL noch PostNL Security was daarvan toen op de hoogte. Op 20 december 2023 trof de huismeester van het distributiecentrum Westzaan het geopende `high value pakket’ met de telefoon aan tussen de pallets, waarna hij foto’s heeft gemaakt en de zending door een procesmanager is weggehaald. Dit vormde de aanleiding voor nader onderzoek door PostNL Security, een aparte entiteit die losstaat van PostNL, waaronder een cameraonderzoek. Uit de camerabeelden bleek vervolgens dat [appellant] op 20 december 2023 in de buurt was van de plek waar het `high value pakket’ door de huismeester was aangetroffen. Toen was nog niet duidelijk wat er precies was gebeurd. PostNL Security heeft daarna - in de dagen vóór en ná Kerstmis - over een langere periode beelden van verschillende camera’s in het distributiecentrum Westzaan bekeken. Daaruit bleek dat [appellant] op 19 en 20 december 2023 in de Secured Area was, waar zij gelet op haar functie niet behoorde te zijn en toen rees het vermoeden dat zij het `high value pakket’ tussen de pallets had verstopt. Eerst op vrijdag 29 december 2023 is de manager van [appellant] op de hoogte gebracht van de bevindingen van het onderzoek van PostNL Security. Dit was aanleiding om [appellant] bij brief van diezelfde datum uit te nodigen voor een gesprek op 3 januari 2024. Tijdens dat gesprek heeft [appellant] erkend dat zij twee postpakketten had opengemaakt en het ‘high value pakket’ tussen twee pallets had gelegd en een aantal rolcontainers ervoor had geplaatst. Na afloop van dit gesprek is [appellant] zowel mondeling als schriftelijk op non-actief gesteld. Op
4 januari 2024 volgde het ontslag op staande voet.
5.13
Naar het oordeel van het hof is de ‘onverwijldheidsklok’ op 29 december 2023 gaan lopen, toen de manager van [appellant] op de hoogte was gesteld van het verdachte handelen van [appellant] , en heeft PostNL voldoende voortvarend gehandeld. PostNL heeft in een week tijd, waarin een weekend en oud en nieuw viel, [appellant] uitgenodigd voor een gesprek in het kader van hoor en wederhoor, heeft haar meteen na dit gesprek op non-actief gesteld en heeft haar een dag later, na juridisch advies te hebben ingewonnen, ontslagen. Daarmee is aan het onverwijldheids-vereiste voldaan.
5.14
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Dit brengt mee dat de verzoeken van [appellant] onder I tot en met III, VI en VII, zoals hiervoor onder 5.1 weergegeven, niet toewijsbaar zijn. Nu voldoende is gebleken dat PostNL een eindafrekening heeft opgesteld en [appellant] dienovereenkomstig heeft uitgekeerd, is verzoek VIII evenmin toewijsbaar.
Billijke vergoeding
5.15
Gegeven het oordeel dat de kantonrechter het ontslag op staande voet terecht rechtsgeldig heeft geacht, is er geen grond voor toekenning van een - uitsluitend op basis van artikel 7:681 lid 1 BW verzochte - billijke vergoeding aan [appellant] . Verzoek IV kan daarom ook niet worden toegewezen.
Transitievergoeding
5.16
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat het hiervoor omschreven handelen van [appellant] ernstig verwijtbaar is, zodat PostNL haar op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW geen transitievergoeding verschuldigd is en ook verzoek V dient te worden afgewezen. Al het voorgaande betekent dat de kantonrechter [appellant] terecht heeft veroordeeld in de proceskosten zodat verzoek IX in zoverre evenmin toewijsbaar is.
In voorwaardelijk incidenteel appel
5.17
Gegeven het vorenoverwogene is de voorwaarde waaronder het incidentele appel is ingesteld, niet vervuld, zodat het hof niet toekomt aan de beoordeling daarvan.
Conclusie
5.18
De conclusie is dat de grieven in principaal appel tevergeefs zijn voorgesteld. [appellant] heeft geen bewijs aangeboden van voldoende concrete feiten die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd en de in hoger beroep gedane verzoeken zullen worden afgewezen. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beschikking;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van PostNL begroot op € 827,-- aan verschotten en € 1.214,-voor salaris advocaat;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg, mr. M.L.D. Akkaya en
mr. F.J. van de Poel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.