Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in principaal appel met zes grieven op. [appellant] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, na intrekking ter zitting van het hof van het in het beroepschrift onder I genoemde en voor zover mogelijk uitvoer bij voorraad:
I. de door PostNL in de ontslagbrief van 4 januari 2024 opgelegde bepalingen - de automatische schadeplichtigheid en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding van [appellant] ter compensatie van het voortijdige einde van de arbeidsovereenkomst en de registratie van de persoonlijke gegevens van [appellant] in het Norm Overtreding Register (NOR) voor een periode van vijf jaar - te vernietigen;
II. PostNL te veroordelen tot betaling van het achterstallige loon, te vermeerderen met het vakantiegeld en overige emolumenten vanaf januari 2024 tot de datum van de te geven beschikking;
III. PostNL te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en de maximale wettelijke verhoging over het onder II. gevorderde bedrag;
IV. PostNL te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 36.678,-;
V. PostNL te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 3.758,78;
VI. PostNL te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.699,22 bruto per maand, overeenkomend met het salaris over de periode van 4 januari 2024 tot en met 1 maart 2024;
VII. PostNL te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en de wettelijke verhoging over de onder IV., V. en VI. gevorderde bedragen;
VIII. PostNL te veroordelen om een normale eindafrekening op te stellen en aan [appellant] te overhandigen zonder inhouding van bedragen of andere verrekeningen;
IX. PostNL te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties, met nakosten.