ECLI:NL:GHAMS:2025:867

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
23-002829-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met schorsingsverzoek in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2024. De verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 23-002675-20, welke vordering door het hof niet-ontvankelijk is verklaard. De advocaat-generaal had de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Het hof oordeelde dat de vordering enkel een parketnummer bevatte zonder verdere specificaties over de straf of feiten, waardoor deze niet als een geldige vordering kon worden aangemerkt volgens de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering.

Daarnaast heeft de raadsvrouw van de verdachte een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend, zodat de verdachte de resterende gevangenisstraf van 17 dagen in een andere zaak kan uitzitten. De advocaat-generaal heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit verzoek. Het hof heeft, gelet op de omstandigheden, besloten om de voorlopige hechtenis van de verdachte tijdelijk te schorsen, zodat hij de openstaande gevangenisstraf kan ondergaan. Het hof heeft benadrukt dat de schorsing eindigt op het moment dat de detentiefasering begint, indien dit het geval is. De beslissing van het hof is genomen in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de griffier, met uitzondering van mr. B.E. Dijkers, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002829-24
datum uitspraak: 25 maart 2025
TEGENSPRAAK (artikel 279 Sv)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2024 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-266868-24, 13-341912-24 en 23-002675-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
thans gedetineerd in [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 maart 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23-002675-20 – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd en met dien verstande dat het hof een beslissing neemt op het schorsingsverzoek van de raadsvrouw.

Vordering tenuitvoerlegging 23-002675-20

Het openbaar ministerie heeft op 8 oktober 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van een niet nader omschreven straf opgelegd door een niet nader omschreven rechterlijke instantie met enkel vermelding van het parketnummer (23-002675-20). De rechtbank heeft deze vordering in eerste aanleg afgewezen. De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal het hof verzocht de vordering af te wijzen, primair omdat deze niet aan de wettelijke vereisten voldoet en subsidiair omdat toewijzing niet opportuun is gelet op de gevorderde ISD-maatregel.
De raadsvrouw kan zich vinden in de vordering van de advocaat-generaal.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de door het openbaar ministerie ingediende ‘vordering’ tot tenuitvoerlegging, welke niet ambtshalve kan worden gelast, niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen nu die vordering slechts een parketnummer bevat, zonder dat daarbij vermeld wordt voor welke (voorwaardelijke) straf de tenuitvoerlegging wordt gevorderd en op welke feiten die veroordeling betrekking heeft. De (gebrekkige) vordering kan derhalve niet worden aangemerkt als een vordering zoals bedoeld in artikel 6:6:1 juncto 6:6:21 van het wetboek van Strafvordering. Het hof zal het openbaar ministerie derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot tenuitvoerlegging.

Schorsingsverzoek

De raadsvrouw heeft, indien het hof tot oplegging van de ISD-maatregel komt, verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte tijdelijk te schorsen, zodat hij in de gelegenheid wordt gesteld het resterende gedeelte van de aan hem bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 10 juni 2024 (parketnummer 15-170862-24) gevangenisstraf uit te zitten. Dat resterende gedeelte beslaat 17 dagen, aldus de raadsvrouw. Daarbij heeft zij erop gewezen dat bij oplegging van de ISD-maatregel – anders dan bij vrijheidsstraffen – de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht, niet in mindering wordt gebracht op de duur van de maatregel.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting te kennen gegeven zich niet te verzetten tegen het schorsingsverzoek.
Gelet op de omstandigheden van het geval acht het hof termen aanwezig om de voorlopige hechtenis van de verdachte, overeenkomstig het verzoek van zijn raadsvrouw, voor bepaalde tijd te schorsen zodat hij de openstaande gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 15-170862-24 kan ondergaan. Het hof gaat er hierbij vanuit dat nu sprake is van een executie van die straf in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis detentiefasering niet zal plaatsvinden. Indien dit wel het geval is eindigt de schorsing van de voorlopige hechtenis op het moment van aanvang van de detentiefasering.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 23-002675-20.
SCHORST het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het moment waarop de straf in de zaak met parketnummer 15-170862-24 ten uitvoer wordt gelegd, tot aan het moment dat de verdachte in de zaak met parketnummer 15-170862-24 in vrijheid wordt gesteld, welke beslissing afzonderlijk zal worden geminuteerd
.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.R.O. Mooy, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 maart 2025.
mr. B.E. Dijkers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]