ECLI:NL:GHAMS:2025:820
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Juridische erfgrens tussen percelen en verjaringseisen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen over de juridische erfgrens tussen hun percelen. De appellant, wonend te [plaats 1], stelt dat de erfgrens gelijk is aan de kadastrale erfgrens, terwijl de geïntimeerde, wonend te [plaats 2], beweert dat de erfgrens zich bevindt ter plaatse van een hek dat zich op meer dan twee meter van haar woning bevindt. De geïntimeerde stelt dat de strook grond tussen het hek en haar woning door verjaring haar eigendom is geworden. Het hof heeft geoordeeld dat het beroep op verjaring slaagt voor één deel van de strook grond en heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. De zaak is in hoger beroep gekomen na een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank de feiten heeft vastgesteld en de vorderingen van de geïntimeerde gedeeltelijk heeft toegewezen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen in hoger beroep beoordeeld, waarbij het de opsplitsing van de strook in drie delen heeft bevestigd. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtsvoorgangers van de geïntimeerde vanaf 1975 onafgebroken en ondubbelzinnig de macht hebben uitgeoefend over het deel van de strook dat zich tussen de woning van de geïntimeerde en het hek bevindt. De overige delen van de strook zijn niet door verjaring verkregen. Het hof heeft de kostenveroordelingen in beide instanties bevestigd en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.