In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 juni 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Tijdens de zitting op 27 februari 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Het hof heeft dit verzoek ingewilligd, maar constateert tevens dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. De verdachte had op 20 juni 2022 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas op 13 maart 2025 arrest wees, wat resulteert in een overschrijding van ruim acht maanden. Ondanks deze overschrijding verbindt het hof hier geen gevolgen aan, gezien de hoogte van de opgelegde straf. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep en geeft aan dat niet uitgewerkte bewijsmiddelen alsnog zullen worden uitgewerkt indien cassatie wordt ingesteld. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken.