ECLI:NL:GHAMS:2025:801

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
23-003305-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling strafmotivering en bespreking vordering benadeelde partij in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 december 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting op 14 februari 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 16 uren had geëist, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een aanvulling op de strafmotivering en een bespreking van de vordering van de benadeelde partij. De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat er geen straf of slechts een voorwaardelijke straf opgelegd zou moeten worden, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met 2,5 maand is overschreden, maar heeft geen aanleiding gezien om de opgelegde straf te matigen. Wat betreft de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat deze afgewezen moet worden, maar het hof oordeelde dat de schade een rechtstreeks gevolg was van het handelen van de verdachte en dat de benadeelde partij aan de schadebeperkingsplicht had voldaan. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003305-22
datum uitspraak: 28 februari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-328652-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 16 uren, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 8 dagen hechtenis.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof
  • de strafmotivering van de politierechter op de na te melden wijze aanvult;
  • een ter terechtzitting ingenomen standpunt van de verdediging ten aanzien van de vordering benadeelde partij zal bespreken.

Nadere overweging omtrent de opgelegde straf

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat aan de verdachte, in geval van een bewezenverklaring, geen straf of maatregel of slechts een geheel voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn voor de behandeling van een strafzaak, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden met 2,5 maand. Immers, het hoger beroep is ingesteld op 13 december 2022, terwijl het hof arrest wijst op 28 februari 2025. Gelet op de aard en de hoogte van de op te leggen straf zal het hof volstaan met de enkele vaststelling dat deze inbreuk is gemaakt.
Voorts is het hof van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding geven om de door de politierechter opgelegde straf te matigen.

Bespreking standpunt ten aanzien van de vordering benadeelde partij

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting primair aangevoerd dat de vordering benadeelde partij dient te worden afgewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is van rechtstreekse schade. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding dient te worden gematigd, omdat de benadeelde niet heeft voldaan aan de schadebeperkingsplicht.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
Voorts is het hof van oordeel dat uit de opmerking van de benadeelde partij ter terechtzitting, dat minder dure reparaties volgens de reparateur niet mogelijk waren, blijkt dat de benadeelde navraag heeft gedaan en dat daarmee voldaan is aan de bedoelde schadebeperkingsplicht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. A.W.T. Klappe en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 februari 2025.
mrs. Klappe en Dubelaar zijn niet in de gelegenheid dit arrest mee te ondertekenen.
=========================================================================
[…]