ECLI:NL:GHAMS:2025:789

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
200.340.631
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslagkosten en concurrentiebeding in civiele procedure tussen Centra-Klima B.V. en geïntimeerden

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep na een cassatie en verwijzing door de Hoge Raad. De zaak betreft een geschil tussen Centra-Klima B.V., een bedrijf dat installaties voor verwarming, koeling en luchtverversing levert, en twee voormalige werknemers, aangeduid als geïntimeerden. Centra-Klima vorderde betaling van beslagkosten en stelde dat de geïntimeerden het concurrentiebeding hadden overtreden door werkzaamheden uit te voeren voor een concurrerend bedrijf na beëindiging van hun dienstverband. Het hof oordeelde dat de geïntimeerden de beslagkosten aan Centra-Klima moesten betalen en liet Centra-Klima toe tot bewijs van de door haar gestelde overtredingen van het concurrentiebeding. De zaak is complex, met een geschiedenis van eerdere rechtszaken, waaronder een afwijzing van de vorderingen door de kantonrechter en een vernietiging van een eerder arrest door de Hoge Raad. Het hof heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.340.631/01
zaaknummer hof Den Haag : 200.303.965/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 april 2025
in de zaak van
CENTRA-KLIMA B.V.,
gevestigd te Spijkenisse, gemeente Nissewaard ,
appellante,
advocaat: mr. Ph. Ekering te Rotterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. L. van Luipen te Rotterdam.
Partijen worden hierna Centra-Klima en [geïntimeerden] genoemd.

1.De zaak in het kort

De zaak gaat na cassatie en verwijzing alleen nog over de vraag (i) of [geïntimeerden] het concurrentiebeding hebben overtreden door werkzaamheden op twee nadere adressen te verrichten en (ii) of Centra-Klima de beslagkosten kan terugvorderen van [geïntimeerden] Het hof oordeelt dat [geïntimeerden] de beslagkosten aan Centra-Klima moeten betalen en laat Centra-Klima toe tot het bewijs van de door haar gestelde overtredingen van het concurrentiebeding. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

2.Het geding in eerdere feitelijke instanties en bij de Hoge Raad

2.1.
Centra-Klima heeft [geïntimeerden] bij dagvaarding van 16 april 2021 gedagvaard voor de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam en gevorderd om, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 481.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente, en [geïntimeerde 2] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 459.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van beiden tot betaling van een bedrag van € 3.530,- aan buitengerechtelijke incassokosten, alsmede tot betaling van de proceskosten en beslagkosten, met wettelijke rente daarover. Aan haar vorderingen heeft Centra-Klima ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] een concurrentiebeding hebben overtreden.
2.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen van Centra-Klima bij vonnis van 24 september 2021 afgewezen, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van Centra-Klima in de proceskosten van [geïntimeerden]
2.3.
In hoger beroep heeft het hof Den Haag het vonnis van de kantonrechter bij arrest van 31 januari 2023 vernietigd, en (uitvoerbaar bij voorraad) [geïntimeerde 1] veroordeeld tot betaling aan Centra-Klima van een bedrag van € 20.000,- (te vermeerderen met de wettelijke rente), [geïntimeerde 2] veroordeeld tot betaling aan Centra-Klima van een bedrag van € 30.000,- (te vermeerderen met de wettelijke rente), [geïntimeerden] veroordeeld tot terugbetaling aan Centra-Klima van al hetgeen zij uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg aan [geïntimeerden] heeft betaald, de overige vorderingen afgewezen en de proceskosten van beide instanties tussen partijen gecompenseerd.
2.4.
Tegen het arrest van het hof Den Haag heeft Centra-Klima cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad. [geïntimeerde 2] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
2.5.
Bij arrest van 8 maart 2024 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof Den Haag in het principale cassatieberoep vernietigd en naar dit hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing. In het incidentele cassatieberoep heeft de Hoge Raad het beroep van [geïntimeerde 2] verworpen.

3.Het geding na verwijzing door de Hoge Raad

3.1.
Bij exploot van 19 april 2024 heeft Centra-Klima [geïntimeerden] opgeroepen om verder te procederen voor dit hof.
3.2.
Centra-Klima heeft een memorie na verwijzing (met producties) genomen waarin zij concludeert dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad met instandhouding van de eerdere veroordelingen van [geïntimeerden] :
(i) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ieder voor zich zal veroordelen tot betaling van € 20.000,- aan Centra-Klima, te vermeerderen met de wettelijke rente;
(ii) primair: [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot betaling van de reële proceskosten in alle voorgaande instanties, een bedrag van € 71.955,76, inclusief de te maken nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente;
subsidiair: [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot (naar het hof begrijpt) betaling van de forfaitaire proceskosten in alle voorgaande instanties, inclusief de te maken nakosten te vermeerderen met wettelijke rente;
(iii) [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot betaling van de beslagkosten ter hoogte van € 2.126,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
[geïntimeerden] hebben een memorie van antwoord na verwijzing (met een productie) genomen, waarin zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Centra-Klima, met (uitvoerbaar bij voorraad) veroordeling van Centra-Klima in de kosten van (naar het hof begrijpt) de procedure na verwijzing.
3.4.
Partijen hebben de zaak op de mondelinge behandeling van 17 januari 2025 doen bepleiten, Centra-Klima door mr. Ekering voornoemd en [geïntimeerden] door mr. Van Luipen voornoemd, beiden aan de hand van pleitaantekeningen die aan het hof zijn overgelegd.
3.5.
Beide partijen hebben in hun memorie na verwijzing bewijs aangeboden van hun stellingen.
3.6.
Ten slotte is arrest gevraagd.

4.Feiten

4.1.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 maart 2024 onder 2.1 de feiten vermeld waarvan het hof ook uitgaat. Deze feiten komen neer op het volgende.
4.2.
Centra-Klima levert, installeert en onderhoudt onder meer installaties voor verwarming, koeling en luchtverversing en levert en installeert zonnepanelen.
4.3.
[geïntimeerde 2] is in 2009 en [geïntimeerde 1] in 2011 bij Centra-Klima in dienst getreden, beiden in de functie van monteur.
4.4.
In de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd van zowel [geïntimeerde 1] als [geïntimeerde 2] is in artikel 15 het volgende beding opgenomen (hierna: het concurrentiebeding):
“Het is de werknemer verboden in het dienstverband en binnen het tijdvak van 18 maanden na beëindiging van de dienstbetrekking zelf binnen een kring met het perceel waar werknemer zijn werkzaamheden verrichte als middelpunt en met een straal van 50 km in enigerlei vorm een zaak, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van werkgever, te vestigen, te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, als ook financieel, in elke vorm ook bij een dergelijke zaak belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet of daarin aandeel van welke aard ook te hebben, zulks met uitzondering van ter beurze genoteerde aandelen. In afwijking van titel 7.10 BW, artikel 650 lid 3 en 5 komen partijen overeen, dat de werknemer bij overtreding van het hierboven omschreven verbod ten behoeve van de werkgever een dadelijk niet te matigen opvorderbare boete verbeurt van € 10.000,00 per overtreding en € 1000,00 euro voor elke dag dat de overtreding voortduurt. Buiten de verbeurde boete kan de werkgever de werknemer aanspreken voor de schade die geleden wordt door overtreding van dit geding en schade vergoeding vorderen.”
4.5.
[geïntimeerden] hebben ieder hun arbeidsovereenkomst opgezegd, [geïntimeerde 2] op 17 juli 2019 en [geïntimeerde 1] op 22 juli 2019.
4.6.
Centra-Klima heeft [geïntimeerde 2] verzocht zijn vertrek uit te stellen tot 1 april 2020. Voor dat geval verklaarde zij zich bereid afstand te doen van haar rechten uit het concurrentiebeding. [geïntimeerde 2] heeft dit voorstel afgewezen.
4.7.
Aan [geïntimeerde 1] heeft Centra-Klima een aanbod gedaan tot overname van de onderneming. [geïntimeerde 1] heeft dat aanbod afgewezen.
4.8.
De arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde 2] is geëindigd op 30 november 2019 en die van [geïntimeerde 1] op 20 december 2019. Zij zijn vervolgens in dienst getreden bij een ander installatiebedrijf.
4.9.
[geïntimeerden] hebben op 6 maart 2020 een vennootschap onder firma opgericht en hebben deze ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel onder de naam DNR Installatietechniek (hierna: DNR).
4.10.
Centra-Klima heeft bij brieven van 11 februari 2021 aan [geïntimeerden] op grond van het concurrentiebeding aanspraak gemaakt op betaling door ieder van hen van een bedrag van € 351.000,- aan verbeurde boetes. In maart 2021 heeft zij conservatoir beslag laten leggen op de woningen en bankrekeningen van [geïntimeerden]

5.Beoordeling

Omvang van het geschil na verwijzing
5.1.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 maart 2024 geoordeeld dat twee van de door Centra-Klima in haar procesinleiding aangevoerde onderdelen slagen. Het eerste onderdeel dat slaagt, behelst de klacht dat het hof heeft verzuimd om de door Centra-Klima in haar akte van 7 november 2022 gestelde aanvullende overtredingen in zijn beoordeling te betrekken. Het tweede onderdeel dat slaagt, behelst de klacht dat het hof had moeten beoordelen of de beslagkosten op grond van artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kunnen worden teruggevorderd van [geïntimeerden] De overige klachten van het middel kunnen volgens de Hoge Raad niet tot cassatie leiden. De omvang van het geschil na verwijzing is dus beperkt tot de beoordeling van de in de akte van 7 november 2022 gestelde aanvullende overtredingen en de vordering tot vergoeding van de beslagkosten.
5.2.
Centra-Klima heeft in haar memorie na verwijzing niet alleen aanspraak gemaakt op boetes in verband met de door haar gestelde aanvullende overtredingen en op vergoeding van de beslagkosten, maar ook (primair) op betaling van een bedrag van € 71.955,76 aan reële proceskosten en (subsidiair) op betaling van de forfaitaire proceskosten in alle voorgaande instanties. Het hof overweegt daarover als volgt. Centra-Klima heeft in haar memorie van grieven van 1 februari 2022 geconcludeerd dat het hof Den Haag [geïntimeerden] zal veroordelen tot (onder meer) betaling van de werkelijke proceskosten in beide instanties. Het hof Den Haag heeft in r.o. 45 van zijn arrest van 31 januari 2023 hierover overwogen dat
“De proceskosten van beide instanties zullen worden gecompenseerd. (…) Bij compensatie van de proceskosten is er geen aanleiding een werkelijke proceskostenveroordeling uit te spreken, zoals Centra-Klima vordert.”In het dictum heeft het hof Den Haag vervolgens de proceskosten van beide instanties gecompenseerd en bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep. Het hof Den Haag heeft [geïntimeerden] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 20.000,- ( [geïntimeerde 1] ) respectievelijk € 30.000,- ( [geïntimeerde 2] ) en tot terugbetaling van hetgeen Centra-Klima uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg aan [geïntimeerden] heeft betaald en de overige vorderingen van Centra-Klima afgewezen. Met dit laatste is ook de vordering van Centra-Klima om [geïntimeerden] te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten in beide instanties afgewezen. Anders dan Centra-Klima ter zitting heeft gesteld, heeft het hof Den Haag aldus de kwestie van de werkelijke proceskostenveroordeling niet opengelaten, maar heeft daarop in afwijzende zin beslist. Indien Centra-Klima het daar niet mee eens was, had zij daarover in cassatie moeten klagen. Dat heeft Centra-Klima evenwel niet gedaan. Daarmee is het arrest van het hof Den Haag op dit punt onherroepelijk geworden. De procedure na verwijzing biedt geen ruimte om deze onherroepelijk afgewezen vordering opnieuw ter beoordeling voor te leggen. Dit hof is als verwijzingsrechter namelijk gebonden aan beslissingen van de feitenrechter die na de cassatieprocedure onherroepelijk zijn geworden omdat ze niet of tevergeefs in cassatie zijn bestreden.
5.3.
Het voorgaande betekent dat de primaire vordering tot betaling van een reële proceskostenvergoeding geen onderdeel uitmaakt van het geschil dat na verwijzing ter beoordeling voorligt. Op de subsidiaire vordering tot betaling van de forfaitaire proceskosten in alle voorgaande instanties zal het hof in zijn eindarrest beslissen.
Beslagkosten
5.4.
In haar memorie na verwijzing heeft Centra-Klima aangevoerd dat zij conservatoire beslagen heeft gelegd ten laste van [geïntimeerden] strekkende tot zekerheid van de betaling van de boetes. Het hof Den Haag heeft [geïntimeerden] tot betaling van boetes veroordeeld en dit betekent volgens Centra-Klima dat het hof Den Haag [geïntimeerden] ook tot betaling van de beslagkosten had moeten veroordelen. Centra-Klima maakt daarom aanspraak op vergoeding van de beslagkosten ten bedrage van € 2.126,50. [geïntimeerden] hebben op zichzelf niet betwist dat zij de beslagkosten dienen te vergoeden, maar hebben met een beroep op de redelijkheid en billijkheid betoogd dat slechts 6,25% van de beslagkosten voor vergoeding in aanmerking komt omdat er tot nu toe slechts 6,25% van de vordering van Centra-Klima is toegewezen. Het hof verwerpt dit betoog. Het enkele feit dat de vordering van Centra-Klima slechts gedeeltelijk is toegewezen, maakt niet dat het beslag ten onrechte is gelegd of dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is [geïntimeerden] tot vergoeding van alle beslagkosten te veroordelen. Het betoog van [geïntimeerden] ter zitting dat uit het feit dat het hof Den Haag maar € 50.000,- heeft toegewezen blijkt dat er geen beslag op woningen gelegd had hoeven worden, faalt. Het is immers voor een partij die conservatoir beslag legt niet op voorhand met zekerheid te voorspellen welk gedeelte van haar vordering(en) uiteindelijk zal worden toegewezen. Nu de vorderingen van Centra-Klima gedeeltelijk zijn toegewezen, en niet is gebleken dat het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig is, zijn [geïntimeerden] gehouden de beslagkosten van Centra-Klima te vergoeden.
5.5.
[geïntimeerden] hebben in hun memorie van antwoord na verwijzing aangegeven de hoogte van de beslagkosten niet te betwisten met uitzondering van het onderdeel “honorarium beslagrekest” ter hoogte van € 373,-. Nu Centra-Klima tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht dat dit een forfaitair bedrag is voor de werkzaamheden van de advocaat die het beslagrekest heeft ingediend, gaat het hof aan deze verder niet onderbouwde betwisting van [geïntimeerden] voorbij. Het volledige bedrag ter hoogte van € 2.126,50 zal worden toegewezen. Centra-Klima heeft tevens de wettelijke rente over de beslagkosten gevorderd. Het hof zal de wettelijke rente conform de bij inleidende dagvaarding ingestelde vordering toewijzen met ingang van veertien dagen na het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 24 september 2021. Ten aanzien van de vordering om [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de beslagkosten overweegt het hof als volgt. Centra-Klima heeft in haar inleidende dagvaarding geen hoofdelijke veroordeling tot betaling van de beslagkosten gevorderd, zodat hoofdelijkheid geen onderdeel uitmaakte van de procedure voor verwijzing en dus evenmin van het geschil na verwijzing. Het hof gaat dan ook aan de eerst bij memorie na verwijzing verzochte hoofdelijke veroordeling tot betaling van de beslagkosten voorbij.
5.6.
[geïntimeerden] hebben tijdens de mondelinge behandeling verzocht om in het te wijzen arrest te benoemen dat Centra-Klima de beslagen dient op te heffen zodra het arrest is uitgevoerd en in kracht van gewijsde is gegaan. Nu [geïntimeerden] geen daartoe strekkende vordering hebben ingesteld, gaat het hof aan dit verzoek voorbij.
Aanvullende overtredingen
5.7.
Centra-Klima heeft in haar memorie na verwijzing in verband met de aanvullende overtredingen gesteld, kort gezegd, dat [geïntimeerden] ook op de in de akte van 7 november 2022 genoemde adressen het concurrentiebeding hebben overtreden en dus beiden boetes van € 10.000,- per adres (€ 20.000,- per persoon) hebben verbeurd. Ter onderbouwing heeft Centra-Klima verwezen naar de bij die akte overgelegde producties en een erkenning door [geïntimeerden] in hun pleitnotities in hoger beroep dat zij de betreffende werkzaamheden hebben verricht. [geïntimeerden] hebben zich tegen deze vordering verweerd. Op de stellingen van partijen wordt in het navolgende, waar nodig, ingegaan.
(i) [straat 1] te [plaats 1]
5.8.
In de akte van 7 november 2022 staat met betrekking tot dit adres het volgende:
“Deze klant [ [naam 1] , hof] neemt telefonisch contact op met Centra-Klima B.V. in verband met een op handen zijnde verbouwing op hun zolder. Aldaar aangekomen blijkt dat op de aanwezige ketel de inmiddels bekende stickers van DNR geplaatst zijn. Door mevrouw [naam 1] werd tijdens dit gesprek bevestigd dat het expansievat in oktober 2020 door DNR geplaatst was. Oktober 2020 was uiteraard nog in de verboden periode. Een uitwerking van een deel van dit gesprek wordt alsproductie 11overgelegd en een kopie van de betreffende opname wordt alsproductie 12overgelegd. Daarnaast deelt mevrouw [naam 1] mee dat de heren van DNR al enige jaren het onderhoud aan de installatie verzorgden.”
5.9.
In de door Centra-Klima als productie 11 bij de akte van 7 november 2022 overgelegde transcriptie van het gesprek met [naam 1] op 6 mei 2022 staat, voor zover van belang, het volgende:
“[ [naam 2] ]: Wanneer is hij [DNR, hof] voor het laatst geweest?
[ [naam 1] ]: Oktober, november.
[ [naam 2] ]: Van dit jaar?
[ [naam 1] ]: Afgelopen jaar. Dit jaar moet nog komen oktober, november.
[ [naam 2] ]: Oke.
[ [naam 1] ]: Het expansievat heeft hij ook 2 jaar geleden. Eind 2020.
Heeft ie het expansievat al vervangen.
Ja.
[ [naam 2] ]: Ok.
(…)
[ [naam 2] ]: Oke, maar dat is eind 2020 zegt u?
[ [naam 1] ]: Ja, ik vermoed eventjes uit mijn hoofd zo eind 2020 begin 2021. Ik weet dat het toen nog ergens in de kou was.
[ [naam 2] ]: Ja, maar in ieder geval niet in de zomer of voorjaar van 2021?
[ [naam 1] ]: Nee, nee, nee.”
5.10.
[geïntimeerden] hebben in hun memorie van antwoord na verwijzing naar voren gebracht dat [geïntimeerde 2] in februari 2021 voor het eerst op het adres [straat 1] is geweest en de klus toen niet namens DNR heeft uitgevoerd. Daarna is [geïntimeerde 2] in oktober 2021 wederom op dat adres geweest voor een andere klus, ditmaal wel namens DNR. Volgens [geïntimeerden] vonden beide bezoeken dus plaats na afloop van de verboden periode. [geïntimeerde 1] zelf is nooit op dat adres geweest. Van de door Centra-Klima gestelde erkenning is ook geen sprake, aldus nog steeds [geïntimeerden]
5.11.
Het hof overweegt als volgt. In de procedure na verwijzing geldt als uitgangspunt dat het concurrentiebeding voor [geïntimeerde 1] van toepassing was van 20 december 2019 tot 22 januari 2021 en voor [geïntimeerde 2] van 30 november 2019 tot 17 januari 2021. Uit de door Centra-Klima overgelegde transcriptie blijkt, anders dan Centra-Klima stelt, niet dat DNR het expansievat in oktober 2020 heeft geplaatst. [naam 1] verklaart immers dat zij vermoedt dat de vervanging van het expansievat eind 2020, begin 2021 was en dat het nog ergens in de kou was. Op basis van deze verklaring kan niet worden vastgesteld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd gedurende de looptijd van het concurrentiebeding (en dus vóór 17 of 22 januari 2021). De verklaring van [naam 1] laat immers de mogelijkheid open dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd in februari 2021, zoals [geïntimeerden] stellen, aangezien dat ook nog als begin 2021 kan worden gekwalificeerd. In dat geval is geen sprake van strijd met het concurrentiebeding. Ook het betoog van Centra-Klima dat [geïntimeerden] hebben erkend dat zij deze verboden werkzaamheden hebben verricht, faalt. In randnummer 17 van de pleitnotities van [geïntimeerden] in hoger beroep staat een dergelijke erkenning niet. De vriendendiensten die [geïntimeerden] daarin erkennen te hebben gedaan, hebben betrekking op andere adressen die in randnummer 16 van de pleitnotities worden genoemd en waar het in deze procedure na verwijzing niet over gaat. Voor zover Centra-Klima meent dat de als productie 10 bij de akte van 7 november 2022 overgelegde foto’s bewijs van een overtreding opleveren, heeft Centra-Klima de relevantie van die foto’s (mede gelet op de betwisting van die relevantie door [geïntimeerden] ) onvoldoende toegelicht.
5.12.
De door Centra-Klima gestelde overtreding aan het adres [straat 1] is derhalve, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] , vooralsnog niet komen vast te staan. Centra-Klima heeft in haar memorie na verwijzing een ter zake dienend bewijsaanbod gedaan, welk bewijsaanbod Centra-Klima bij de mondelinge behandeling heeft herhaald. Het hof zal Centra-Klima daarom toelaten tot bewijs van de door haar gestelde overtreding, zoals in het dictum vermeld.
(ii) [straat 2] te [plaats 1]
5.13.
In de akte van 7 november 2022 staat met betrekking tot dit adres het volgende:
“Alsproductie 14worden overgelegd foto’s van een door DNR aangebrachte airco unit op het adres [straat 2] te [plaats 1] met de inmiddels bekende DNR-sticker. Dit betreft een oude (sinds 2011) klant van Centra-Klima. De bewoner heeft aan Centra-Klima bevestigd dat de airco eind 2019/begin 2020, derhalve vol in de verboden periode, is geleverd en is geïnstalleerd door DNR. Enige tijd daarna is het onderhoudscontract van de destijds door Centra-Klima geplaatste ketel, dat jarenlang probleemloos had gelopen, ineens en zonder opgaaf van redenen opgezegd door de bewoners, zoals blijkt uitproductie 15.”
5.14.
[geïntimeerden] hebben betwist dat DNR de betreffende airco eind 2019/begin 2020 heeft geleverd en geïnstalleerd. Volgens [geïntimeerden] heeft [geïntimeerde 2] namens DNR pas in oktober 2021, derhalve na het einde van de looptijd van het concurrentiebeding, een airco nagekeken op het betreffende adres en een onderhoudscontract gesloten. [geïntimeerde 1] zelf is nooit op het betreffende adres geweest. Ter onderbouwing hebben [geïntimeerden] verwezen naar een verklaring van de bewoners van het betreffende adres, waarin onder meer het volgende staat:
“Geïnsinueerd wordt dat wij klant zijn van DNR Klimaat van 2019/2020.
(‘De bewoner heeft aan Centra bevestigd dat de airco eind 2019/begin 2020, derhalve vol in de verboden periode, is geleverd en geïnstalleerd door DNR.)Hoewel door mij als bewoner een wilde gok is gedaan tijdens het gesprek op 2 november 2022 bij ons aan de deur, is dit feitelijk niet juist. Het gearceerde betreft een valse interpretatie. Het contract met DNR Klimaat is ingegaan op 6 oktober 2021. Een jaar à 2 jaar later dan wordt gesteld door partij van werkgever en onze opzegging bij Centra Klima bv. De airconditioning is door ons als bewoners aangekocht en niet onder DNR geplaatst. (…)”
5.15.
Naar het oordeel van het hof is ook deze door Centra-Klima gestelde overtreding, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] , vooralsnog niet komen vast te staan. Centra-Klima heeft de gestelde overtreding immers enkel gebaseerd op een mondelinge verklaring van de bewoner van het adres [straat 2] , die naderhand schriftelijk heeft verklaard dat Centra-Klima een valse interpretatie heeft gegeven aan wat er toen door de bewoner is gezegd. Ook voor deze overtreding geldt, zoals hiervoor onder 5.11. overwogen, dat in de pleitnotities van [geïntimeerden] in hoger beroep geen erkenning kan worden gelezen dat [geïntimeerden] op dit adres verboden werkzaamheden hebben verricht. Voor zover Centra-Klima meent dat de als productie 14 bij de akte van 7 november 2022 overgelegde foto’s bewijs van een overtreding opleveren, heeft Centra-Klima de relevantie van die foto’s onvoldoende toegelicht. Gelet op het bewijsaanbod dat Centra-Klima heeft gedaan, zal Centra-Klima worden toegelaten tot het bewijs van deze overtreding.
5.16.
In afwachting van bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling van € 2.126,50 ter zake van beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 oktober 2021;
6.2.
laat Centra-Klima toe tot het leveren van bewijs van haar stelling dat [geïntimeerden] het concurrentiebeding hebben overtreden door gedurende de geldingsduur van het concurrentiebeding concurrerende werkzaamheden te verrichten aan de adressen [straat 1] te [plaats 1] en [straat 2] te [plaats 1] ;
6.3.
bepaalt dat, indien Centra-Klima getuigen wil doen horen, een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. R.L. de Graaff, daartoe tot raadsheer commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen dag en uur;
6.4.
verwijst de zaak naar de rol van 29 april 2025 voor opgave door de advocaat van Centra-Klima van de verhinderdata van de voor te brengen getuigen en van partijen en hun advocaten in de periode van mei tot en met oktober 2025;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.L. de Graaff, M.L.D. Akkaya en F.J. Bloem en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.