Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Voorvragen
Tenlastelegging
Vrijspraak
“Ik heb vannacht een joint gerookt”, kan onbesproken blijven.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1966, was aangeklaagd voor het besturen van een voertuig onder invloed van cannabis op 4 november 2020. De politierechter had eerder een veroordeling uitgesproken, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 5 februari 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een veroordeling tot dezelfde straf vroeg als in eerste aanleg. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis van de politierechter vernietigd moest worden, omdat het hof tot een andere beslissing kwam.
Het hof heeft vastgesteld dat het bloedonderzoek, dat essentieel was voor de vervolging, niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Artikel 6, eerste lid van de Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (oud) vereist dat er minimaal 3 milliliter bloed wordt afgenomen. Het hof concludeerde dat uit het dossier niet bleek dat aan deze eis was voldaan, waardoor er geen sprake was van een geldig onderzoek volgens de Wegenverkeerswet 1994. Dit leidde tot de vrijspraak van de verdachte, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het tenlastegelegde had begaan.
De verdediging had ook aangevoerd dat de verdachte niet effectief in zijn recht op tegenonderzoek was gesteld, maar het hof oordeelde dat de verdachte voldoende op de hoogte was gesteld van de uitslag van het bloedonderzoek en dat hij de mogelijkheid had om tegenonderzoek te laten uitvoeren. Het hof oordeelde dat de kosten van een tegenonderzoek geen reden waren om de vervolging niet-ontvankelijk te verklaren. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.