Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
[appellant 3],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
€ 584.704,82 is toegewezen, onder afwijzing van de tegenvorderingen van Bay . Bay heeft niet betaald, waarna [geïntimeerde] op 4 juni 2020 beslag op [naam] heeft gelegd, ten laste van Bay . ( Bay heeft op 2 juni 2020 vergeefs gepoogd met [naam] weg te varen van de werf van [geïntimeerde] ).
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
van de in Nederland ter beschikking staande rechtsingang(en) en rechtsmiddelen (…) Dat geldt temeer waar – naar eveneens onweersproken is – de proceskosten voor [geïntimeerde] in Zwitserland veel hoger zijn.” (r.o. 4.14). Het citaat ziet op de verwachting die Bay en [appellanten] c.s. mochten hebben ten aanzien van het gebruik door [geïntimeerde] van de haar ter beschikking staande juridische mogelijkheden in Nederland. Niet is daarmee beoogd een zelfstandige of aanvullende grondslag voor die mogelijkheden vast te stellen. Of de rechtbank in dit kader Bay en haar UBO heeft vereenzelvigd kan daarom in het midden blijven, omdat dit er voor de bevoegdheidsvraag niet toe doet.